Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- (…) bij betrokkene sprake is van een depressief toestandsbeeld en PTSS, een slaapstoornis, essentiële hypertensie (hoge bloeddruk) zonder orgaanbeschadiging, status na een fractuur humerus-subcapitaal (een breuk in de bovenarm) links en knie-artose (slijtage aan de knieën). (…) Suïcidaliteit wordt laag ingeschat door de behandelaar daar de familie zorgt voor betrokkene. (…) Betrokkene was op eigen initiatief met medicatie gestopt. Ze wordt nu door de kinderen gemotiveerd om de medicatie in te nemen. Wanneer ze blijft weigeren de medicatie in te nemen, zal ze opgenomen worden door de crisisdienst.
- Mantelzorg: uit het dossier blijkt dat mantelzorg voor betrokkene essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling. De kinderen van betrokkene moeten haar stimuleren om de medicatie in te nemen.
- Tijdens de reis adviseer ik begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige, wegens de suïcidale gedachten van betrokkene en haar grote angst bij overvliegende vliegtuigen.
Voor verweerder is verder leidend dat uit het BMA-advies niet blijkt dat mantelzorg essentieel is voor het slagen van de medische behandeling. De rechtbank oordeelt dat uit het regelgevend kader evenmin volgt dat dit een doorslaggevend criterium is. Artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening ziet bijvoorbeeld ook op situaties waarin personen afhankelijk zijn van de hulp van hun familieleden vanwege een zwangerschap, een pasgeboren kind of een hoge leeftijd. Dat duidt op een breder begrip van hulp en ondersteuning dan alleen essentiële (mantel)zorg voor het welslagen van een medische behandeling. Uit artikel 11, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening volgt verder dat, ingeval van gebrek aan objectief bewijs, situaties van afhankelijkheid ook aannemelijk kunnen worden op grond van slechts door de betrokkene zelf verstrekte inlichtingen. Ook dat verhoudt zich moeizaam met het standpunt van verweerder dat afhankelijkheid alleen wordt aangenomen ingeval van een BMA-advies dat zorg noodzakelijk acht voor het slagen van de medische behandeling. Het eigen beleid van verweerder ondersteunt een dergelijke beperkte toets overigens ook niet.”