ECLI:NL:RBDHA:2020:8429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van uitkeringen in belastingrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd gekregen voor het jaar 2018, welke door verweerder bij uitspraak op bezwaar van 8 januari 2020 was gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij zich op het standpunt stelde dat de door hem ontvangen uitkeringen kwalificeerden als een vrijgestelde letselschadevergoeding, terwijl verweerder deze aanmerkte als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de kwalificatie van de uitkeringen reeds eerder aan de orde is geweest in eerdere uitspraken van zowel de rechtbank als het Gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van deze eerdere oordelen en heeft geoordeeld dat de uitkeringen behoren tot het belastbare inkomen uit werk en woning. Eiser heeft verzocht om het stellen van préjudiciële vragen aan de Hoge Raad, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, aangezien de rechtsvraag al aan de Hoge Raad was voorgelegd in een andere zaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.