ECLI:NL:RBDHA:2020:8427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
NL 20.739 en NL 20.740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van verklaringen en bekering

In deze zaak heeft eiser op 19 november 2015 een eerste asielaanvraag ingediend, gevolgd door een opvolgende aanvraag op 22 december 2018. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over zijn afstand doen van de islam en zijn bekering tot het christendom. Eiser is van Iraanse afkomst en heeft verklaard dat hij problemen heeft gehad met de Iraanse politie vanwege zijn politieke opvattingen en zijn bekering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft in eerdere procedures misleidende informatie verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit, wat de geloofwaardigheid van zijn huidige verklaringen ondermijnt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat zijn bekering tot het christendom oprechte diepgang heeft en dat hij niet voldoende inzicht heeft gegeven in de motieven voor zijn bekering. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. B.V.A. Corstens, op 24 januari 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.739 en NL20.740
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser] , eiser/verzoeker (eiser),
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser
tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene
procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht
om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2020. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich
laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
De asielaanvragen van eiser
1. Eiser heeft op 19 november 2015 een eerste asielaanvraag gedaan. Hieraan heeft
eiser ten grondslag gelegd dat hij [naam] is, geboren in Irak. Toen hij twee jaar oud
was, is hij naar Iran vertrokken met zijn ouders. Hij is niet gedocumenteerd en niet in het
bezit is van een nationaliteit. Hij heeft in Iran problemen gekregen met de Iraanse politie
omdat hij werd gezien als opposant van Ahmedinejad. Deze aanvraag heeft verweerder
afgewezen bij besluit van 11 april 2017, dat in rechte vast staat met de uitspraak van de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 augustus 2018. [1]
2. Op 22 december 2018 heeft eiser een opvolgende aanvraag ingediend. Hij heeft
daarbij aangegeven te vrezen voor vervolging in Iran vanwege zijn bekering tot het
christendom. Verder heeft hij stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn Iraanse
nationaliteit.
Het besluit van verweerder
3. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Omdat eiser
originele documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn Iraanse nationaliteit, gaat
verweerder daar nu van uit. Uit deze documenten volgt verder dat eiser in de vorige
procedure opzettelijk misleidende informatie over zijn naam, geboortedatum,
geboorteplaats, nationaliteit en herkomst heeft gegeven. Die misleiding is volgens
verweerder van dusdanige aard dat de overige relevante elementen ook als ongeloofwaardig
moeten worden aangemerkt. De problemen met de Iraanse politie, waar eiser bij zijn eerste
aanvraag over verklaarde, acht verweerder bovendien onlosmakelijk verbonden met eisers
herkomst. Eisers bekering acht verweerder ook niet geloofwaardig. Dat hij daadwerkelijk
afstand heeft genomen van de islam en dat bij eiser sprake is van een oprechte bekering tot
het christendom die is gebaseerd op een diepgewortelde overtuiging gelooft verweerder niet.
Het beroep tegen het besluit
4. Eiser is het hier niet mee eens. Hij vindt dat verweerder de problemen met de
politie in Iran ten onrechte niet heeft beoordeeld. Volgens eiser zijn deze problemen in de
eerste procedure nooit op geloofwaardigheid beoordeeld en staan ze los van zijn herkomst.
Dat eiser vanwege deze problemen geen risico op vervolging of ernstige schade loopt, heeft
verweerder daarmee onvoldoende gemotiveerd. Ook vindt eiser dat verweerder zijn
bekering ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Hij heeft een persoonlijk en
invoelbaar verhaal verteld. Uit de besluitvorming blijkt dat verweerder zich niet wil laten
overtuigen. Eiser gaat verder in zijn beroepschrift in op verschillende tegenwerpingen van
verweerder.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom
hij niet is ingegaan op de problemen die eiser met de Iraanse politie betoogt te hebben
gehad. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Eiser heeft in zijn eerste asielprocedure de
volgende personalia opgegeven:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
stateloos.
In deze procedure is gebleken dat eisers personalia als volgt zijn:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
van Iraanse nationaliteit.
Eiser heeft niet betwist dat hij (onder andere) hierover valse informatie heeft verschaft.
Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat, doordat eiser op deze belangrijke
punten misleidende informatie heeft verschaft, de overige relevante elementen van deze
aanvraag ook als ongeloofwaardig kunnen worden gezien. Hij heeft hierbij kunnen
verwijzen naar Werkinstructie 2014/10, waarin staat dat in sommige gevallen een verdere
toets stopt bij het verstrekken van onjuiste gegevens. Dat is volgens de werkinstructie het
geval als de misleiding van dusdanige aard is dat het gehele asielrelaas als ongeloofwaardig
moet worden aangemerkt, zoals wanneer een vreemdeling eerder een aanvraag heeft
ingediend onder een andere naam. [2] Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt mogen
stellen dat van een dergelijke situatie sprake is. Eisers betoog dat hij weliswaar heeft
gelogen over zijn identiteit en nationaliteit, maar dat dat verweerder niet ontslaat van zijn
verplichting om ook de door hem naar voren gebrachte problemen in Iran op
geloofwaardigheid te toetsen, slaagt dan ook niet. Of de in deze elementen vervatte
problemen verbonden zijn met eisers herkomst kan daarom buiten bespreking blijven.
6. Verweerder heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat eiser niet
geloofwaardig heeft verklaard over het afstand doen van de islam en zijn bekering tot het
christendom. Verweerder heeft daarbij mogen wijzen op tegenstrijdige verklaringen die
eiser heeft afgelegd over de gelovigheid van zijn ouders. In het eerste gehoor in de eerste
procedure heeft eiser verklaard dat zijn ouders niet gelovig zijn, maar doen alsof ze moslim
zijn omdat ze in Iran wonen. In het gehoor opvolgende aanvraag heeft eiser verklaard dat
zijn ouders strenggelovige moslims zijn. Eisers betoog dat hij in de eerste procedure de
waarheid over zijn familie niet heeft verteld, omdat zijn reisagent hem dit had geadviseerd
heeft verweerder op goede gronden niet gevolgd. Verweerder heeft verder mogen
tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het zich afkeren van de islam. Eiser
verklaart eerst tweemaal dat hij vanaf zijn 20 e gestopt is met het praktiseren van de islam,
tot ontevredenheid van zijn vader die zich er uiteindelijk wel bij neerlegde. [3] Vervolgens
verklaart eiser dat hij vanaf zijn 20 e tot zijn 26 e af en toe meedeed aan de ramadan en soms
ook ging bidden, met name om zijn vader tevreden te houden. [4] Ook heeft verweerder mogen
wijzen op wisselende en tegenstrijdige verklaringen over het moment van omarming van het
christendom. Eerst verklaart eiser herhaaldelijk dat hij na zijn eerste kerkbezoek een heel
fijn gevoel had en begreep dat hij onderdeel was van een plan van God. [5] Later verklaart
eiser dat hij eerder al zes maanden naar een mormoonse kerk was gegaan waar hij niets bij
voelde, [6] een katholieke kerk waar hij niet welkom was [7] en een protestantse kerk in Utrecht . [8]
Dat eiser zijn eerdere bezoeken niet eerder zou hebben genoemd omdat hij ze niet relevant
vond doet niet af aan deze tegenstrijdigheid. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen
dat eiser algemeen en summier verklaart over wat het voor hem betekende toen hij met het
Christendom in aanraking kwam. Eiser verklaart desgevraagd herhaaldelijk dat dit geloof
hem van zijn problemen verlost, hij vrede krijgt en hij zich herboren voelt en geen enkele
twijfel heeft. [9] Daar spreekt geen diepgewortelde overtuiging uit. Het betoog van eiser op de
zitting dat het niet iedereen gegeven is om uitgebreid te verklaren over dit soort innerlijke
processen doet niet af aan het feit dat verweerder wel van eiser mag verwachten dat hij
voldoende inzicht geeft in de motieven voor en het proces van bekering.
7. Het betoog van eiser dat verweerder ten onrechte van hem eist dat hij aannemelijk
maakt dat hij zich vanuit een diepgewortelde overtuiging heeft afgekeerd van de islam volgt
de rechtbank niet. Eiser verklaart in het gehoor opvolgende aanvraag dat hij in Iran is
opgegroeid onder strenggelovige ouders. Het is verder niet in geschil dat afvalligheid in Iran
strafbaar en maatschappelijk onacceptabel is. Verweerder mag dan verwachten dat eiser
inzicht geeft in een weloverwogen keuze om zich van de islam af te keren. De rechtbank
verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2019

(ECLI:NL:RVS:2019:2072).

8. De brieven van eisers geloofsgenoten [naam] en [naam] doen
evenmin af aan deze conclusie. Over zulke verklaringen heeft de Afdeling eerder
geoordeeld dat deze kunnen dienen ter staving van een gestelde bekering van een
vreemdeling, maar dat zij onverlet laten dat de vreemdeling tegenover verweerder
overtuigende verklaringen af moet kunnen leggen over zijn bekering en het proces dat
daartoe heeft geleid. [10]
9. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Het
verzoek om een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. Voor een
proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank,
in de zaak NL20.739:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak NL20.740:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid
van mr. B.V.A. Corstens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op 24 januari 2020.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover wordt beslist op het beroep, hoger beroep worden
ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de
dag van bekendmaking.
Mr. A.K. Mireku B.V.A. Corstens
Rechter
Griffier

Voetnoten

1.201710173/1/V1.
2.Paragraaf 3.2.3 van Werkinstructie 2014/10.
3.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 8.
4.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 9.
5.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 13.
6.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 15.
7.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 17.
8.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 18.
9.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 14-15.
10.Zie de uitspraak van 30 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3513.