In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 4 september 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 1.442,-, die is vastgesteld op basis van de artikelen 4:17 en 8:55c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is bekendgemaakt op 7 juli 2020. De rechtbank heeft deze uitspraak buiten zitting gedaan, als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus, en zal deze alsnog openbaar uitspreken zodra dat weer mogelijk is.