In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres, die zich beklaagde over het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 24 of 25 oktober 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft in overweging genomen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het verplicht is een dwangsom te betalen. In dit geval is de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen over de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, en is bekendgemaakt op 7 juli 2020.