ECLI:NL:RBDHA:2020:7872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer en de toepassing van het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Defensie over de tegemoetkoming in reiskosten voor woon-werkverkeer. Eiser had verzocht om een vergoeding voor reiskosten met terugwerkende kracht, maar zijn verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder bij de berekening van de reiskosten mocht uitgaan van de afstand van de heenreis, ook al was de terugreis langer. Eiser had aangevoerd dat de afstand tussen zijn woning en de werkplek meer dan 10 km bedroeg, maar verweerder stelde dat de afstand 10 km was. Eiser had documenten overgelegd waaruit bleek dat de reisafstand in het verleden was vastgesteld op 12 km, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet relevant waren voor de huidige beslissing. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op een tegemoetkoming in de reiskosten en dat het beroep ongegrond was. Eiser had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet redelijkerwijs kon afleiden dat hij recht had op een vergoeding op basis van eerdere besluiten. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3484

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.J. Brouwer),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M. Ju).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om een tegemoetkoming van reiskosten voor woon-werkverkeer met terugwerkende kracht afgewezen.
Bij besluit van 23 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft telefonisch plaatsgevonden op 20 juli 2020. Eiser heeft deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is over de periode van 19 juni 2017 tot 1 augustus 2018 tijdelijk tewerkgesteld op de Koningin Beatrix Kazerne, [adres] [nummer] te [plaats] . Eiser heeft op 23 april 2018 middels een daartoe bestemd aanvraagformulier een vergoeding voor woon-werkverkeer (eigen vervoer) voor de periode van 19 juni 2017 tot en met 31 juli 2018 ingediend. Deze aanvraag is bij het primaire besluit afgewezen.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en zich op het standpunt gesteld dat eiser geen aanspraak maakt op een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten, gelet op de reisafstand tussen woning en werkplek, namelijk 10 km. Verweerder stelt daarbij uit te mogen gaan van de reisafstand van de heenreis.
Eiser heeft een document uit juli 2001 overgelegd waaruit blijkt dat de reisafstand op dat document destijds ambtshalve is gewijzigd naar 12 km. Gelet op het feit dat inmiddels 18 jaren zijn verstreken is het niet mogelijk geweest om in detail na te gaan of eiser destijds terecht aanspraak had op de tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten. Wat hier ook van zij, verweerder vindt dat het document uit juli 2001 niets afdoet aan zijn beslissing.
Het betoog van eiser
3. Eiser heeft aangevoerd dat de afstand tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling meer bedraagt dan 10 km. Hoewel de heenreis inderdaad 10 km bedraagt, is de terugreis 11 km.
Verder is er op de Koningin Beatrixkazerne alleen nog parkeerplek voor speciale diensten/eenheden. Eiser moest in de wijk of op de Frederikkazerne parkeren. Omdat eiser elders moest parkeren, wordt de afstand van 10 km ruimschoots overschreden.
Verder heeft eiser zich op het vertrouwensbeginsel beroepen. In 2001 heeft eiser over een vergelijkbaar traject, tot de Frederikkazerne, een reiskostenvergoeding ontvangen. En in 2007 heeft eiser over hetzelfde traject een reiskostenvergoeding ontvangen. Mogelijk gebruikte verweerder in 2001 en 2007 een andere routeplanner, maar dat doet er niet aan af dat eiser er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij weer een reiskostenvergoeding zou ontvangen. Eiser vindt het onterecht dat verweerder gebruik maakt van een routeplanner naar keuze en vervolgens weigert daarvan af te wijken. In 2010 is eiser bovendien toegezegd dat hij afwijkende kilometers apart kon invoeren in het declaratiesysteem.
Verder heeft eiser aangevoerd dat het in strijd is met het verbod van willekeur dat, anders dan bij dienstreizen, niet wordt uitgegaan van de feitelijke situatie.
Tijdens de zitting heeft eiser zich beroepen op de hardheidsclausule. Het is uitzonderlijk dat de terugreis langer is dan de heenreis en eiser mist daardoor over de verzochte periode maandelijks een bedrag van ongeveer € 50,-.
Eiser heeft verzocht om vergoeding van alle schade die hij lijdt of zal lijden.
Juridisch kader
4. Op grond van artikel 1, eerste lid, van het Verplaatsingskostenbesluit defensie (VKBD) wordt verstaan onder afstand bij gebruik van ander vervoer dan openbaar vervoer: het aantal kilometers gemeten langs de gebruikelijke openbare weg te bepalen aan de hand van een bij ministeriële regeling vastgestelde routeplanner, met dien verstande dat bij meer dan één plaats van tewerkstelling die zich niet binnen één complex of terrein bevinden de grootste afstand geldt;
Op grond van artikel 19, eerste lid, van het VKBD heeft de defensieambtenaar aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt, hij dagelijks reist, en indien hij militair is en tevens een eigen huishouding voert.
Op grond van artikel 31 van het VKBD kan de Minister van de artikelen 2 tot en met 29 afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van dat deze regelgeving beoogd te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Op grond van artikel 1, van de Verplaatsingskostenregeling defensie wordt verstaan onder routeplanner:
1°. voor het bepalen van de afstand gemeten langs de gebruikelijke openbare weg als bedoeld in artikel 1 van het Verplaatsingskostenbesluit defensie, hanteert het Ministerie van Defensie de routeplanner Andes Nav Teq.
2°. de afstand wordt berekend met de opties: auto en snelste, waarbij tolwegen en veerpont zoveel als mogelijk vermeden wordt, en
3°. de routeplanner is gekoppeld aan Defensie Intranettoepassing Dienstreis Opdrachten.
Het oordeel van de rechtbank
5. Verweerder mag met het oog op een eenduidige en kenbare wijze van berekenen uitgaan van de afstand van de heenreis, ook in het geval dat de terugreis daarvan afwijkt. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 23 januari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:504.
Verweerder heeft de parkeerplaatsen in de buurt van de Koningin Beatrix Kazerne of de parkeerplaatsen op de Frederikkazerne terecht niet gehanteerd als eindpunt bij de berekening van de aanspraak op tegemoetkoming in de reiskosten woon-werkverkeer. Het gaat om eisers plaats van tewerkstelling, dus om het terrein van de Koningin Beatrix Kazerne. Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3462
.Overigens heeft verweerder er in zijn verweerschrift van 20 juni 2019 op gewezen dat de afstand tussen eisers woning en de Frederikkazerne kleiner is dan de afstand tussen eisers woning en de Koningin Beatrixkazerne. Dit is door eiser niet betwist.
6. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Zie de uitspraak van de CRvB van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351.
6.1
In een beschikking uit juli 2001 staat een afstand van 12 km, al blijkt uit die beschikking niet de plaats van tewerkstelling.
In een beschikking van 9 mei 2007 staat dat de enkele reisafstand tussen eisers woning en de Van Alkemadelaan 85 12 km is. Door de p-administrateur is ingevuld dat per 3 maart 2007 een maandelijkse tegemoetkoming werd toegekend op grond van artikelen 19 en 2 van het VKRM en bijlage 1 tabel E.
Bij e-mail van 25 mei 2010 heeft eiser gevraagd waarom hij een lager bedrag kreeg voor een dienstreis op 27 april 2010 dan voor dezelfde reis op 12 februari 2010 en 9 april 2010. Daarop is geantwoord dat in mei een nieuwe routeplanner was ingevoerd en dat extra kilometers konden worden ingevoerd in het systeem DIDO.
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank kon eiser uit bovenstaande beschikkingen en e-mail redelijkerwijs niet afleiden hoe verweerder zou beslissen op zijn verzoek om een tegemoetkoming van reiskosten woon-werkverkeer van 4 mei 2018.
Onduidelijk is hoe de in de beschikkingen genoemde afstand van 12 km is berekend. In de Staatscourant (Stcrt. 2018, 124) is op 2 januari 2018 een wijziging van de Verplaatsingskostenregeling defensie gepubliceerd waaruit blijkt dat het ministerie van Defensie thans de routeplanner Andes Nav Teq. hanteert. In ieder geval had eiser na deze publicatie duidelijk moeten zijn dat verweerder bij de beoordeling van zijn verzoek die routeplanner zou hanteren.
In de e-mail van 25 mei 2010 is eiser toegezegd dat hij extra kilometers kon invoeren die hij had gemaakt voordat een nieuwe routeplanner was ingevoerd. Daaruit kan niet worden afgeleid dat eiser dat ook nog mocht doen na invoering van een nieuwe routeplanner.
7. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat hij bij dienstreizen de afstand van ‘postcode naar postcode’ berekent en niet van ‘adres naar adres’ zoals bij de afstand van woon-werkverkeer. Dit kan een verschil in afstand opleveren. Dit maakt niet dat de door verweerder gehanteerde berekeningswijze voor de afstand woon-werkverkeer onredelijk is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat dienstreizen en woon-werkverkeer geen gelijke gevallen zijn. Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat de reisafstand bij dienstreizen niet van ‘adres naar adres’ wordt berekend, omdat het regelmatig voorkomt dat gebruikers bij het invoeren van dienstreizen het precieze adres van de bestemming niet weten en omdat het vaak niet mogelijk is om op de exacte plaats van bestemming te parkeren.
8. De rechtbank is van oordeel dat zich niet een zodanige bijzondere omstandigheid voordoet dat verweerder met toepassing van de hardheidsclausule aan eiser een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten had moeten toekennen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eiser net niet voldoet aan de afstandseis niet een zodanige bijzondere omstandigheid is, omdat verweerder nu eenmaal een grens moet trekken en zich altijd grensgevallen kunnen voordoen, waarbij verleggen van die grens met toepassing van de hardheidsclausule, weer tot nieuwe grensgevallen kan leiden. Zij verwijst naar haar uitspraak van 23 januari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:504.
9. Het beroep is ongegrond. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2020 door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.