ECLI:NL:RBDHA:2019:504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming in de kosten van dagelijks reizen door defensiemedewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een sergeant-majoor bij de Koninklijke Luchtmacht en de Staatssecretaris van Defensie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van dagelijks reizen, nadat zijn reiskostenvergoeding was stopgezet na zijn verhuizing op 3 maart 2017. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris, die het bezwaar van de eiser ongegrond verklaarde. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarde dat de afstand tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling meer dan 10 kilometer bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich terecht baseerde op de in DIDO opgenomen versie van de Andes routeplanner en dat de hoofdpoort van de vliegbasis als eindpunt van de reis moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de omstandigheden van de eiser, zoals de langere route die hij op de terugweg moet rijden, niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/2466

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Koolmees),
en

de Staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.J. Sterk).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om vanaf 1 april 2017 in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten afgewezen.
Bij besluit van 6 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2019.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, sergeant-majoor bij de Koninklijke Luchtmacht, is op 3 maart 2017 verhuisd van de [straat] [huisnummer 1] te [plaats 1] naar de [weg] [huisnummer 2] te [postcode] [plaats 2] . Zijn reiskostenvergoeding is stopgezet blijkens de salarisspecificatie over april 2017. Op 18 juli 2017 heeft hij verzocht vanaf 1 april 2017 in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming is de dagelijkse reiskosten.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van eisers aanvraag om een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten gehandhaafd. Verweerder legt daaraan – samengevat – het volgende ten grondslag.
Eiser verzoekt terug te komen van de salarisspecificatie over de maand april 2017, waarop voor het eerst te zien is dat eiser, na zijn verhuizing, niet langer in aanmerking kwam voor een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten.
Ten aanzien van de periode gelegen tussen 1 april 2017 en de datum van de aanvraag, 18 juli 2017, heeft eiser geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aangevoerd die in april 2017 nog niet bekend waren. Verweerder hoeft daarom ten aanzien van die periode niet terug te komen van de salarisspecificatie over april 2017 voor wat betreft de dagelijkse reiskosten.
Voor de periode vanaf 18 juli 2017 geldt een minder terughoudende toets. Eiser komt echter niet in aanmerking voor een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde dat de afstand tussen zijn woning ( [weg] [huisnummer 2] te [postcode] [woonplaats] ) en de plaats van tewerkstelling (vliegbasis Gilze-Rijen in Rijen), meer dan 10 kilometer bedraagt. De afstand bedraagt volgens de routeplanner immers 10 kilometer. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld:
- dat hij uit mag gaan van de in DIDO (Defensie Intranettoepassing Dienstreis Opdrachten) opgenomen versie van de reisplanner Andes;
- dat als eindpunt van de reis is aan te merken de hoofdpoort van de vliegbasis GR en niet het 3 kilometer verderop gelegen gebouw op de vliegbasis waarin eiser werkzaam is;
- dat de omstandigheid dat eiser op de terugreis naar zijn woning een langere route dient te rijden omdat een doorgetrokken witte streep bij zijn woning verhindert dat hij linksaf slaat naar de parkeerplaats bij zijn woning niet doorslaggevend is;
- dat een en ander niet een meebrengt dat zich een zodanig bijzondere situatie voordoet dat toepassing moet worden gegeven aan de hardheidsclausule van artikel 31 van het Verplaatsingskostenbesluit defensie (VKBD).
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daartegen op de hierna te bespreken gronden beroep ingesteld.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de toepasselijke bepalingen uit het VKBD verwijst de rechtbank naar de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
4.2.
Het betoog van eiser dat verweerder de reisafstand ten onrechte (alleen) beoordeelt op basis van de in DIDO opgenomen versie van de Andes routeplanner slaagt niet. Verweerder mag met het oog op een eenduidige toepassing van het VKBD kiezen voor toepassing van één routeplanner, in dit geval de in DIDO opgenomen versie van Andes.
4.3.
Het betoog van eiser dat verweerder ten onrechte niet is uitgegaan van de werkelijke plaats van tewerkstelling, namelijk het gebouw van de Technische Dienst, gelegen op 3 kilometer afstand van de hoofdpoort van de vliegbasis GR slaagt evenmin. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder uitgaan van de hoofdpoort. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3462) waarin deze jurisprudentie is bevestigd. Eiser heeft geen argumenten aangevoerd die tot een ander inzicht leiden.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich niet een zodanige bijzondere omstandigheid voordoet dat verweerder met toepassing van de hardheidsclausule aan eiser een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten had moeten toekennen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eiser net niet voldoet aan de afstandseis niet een zodanige bijzondere omstandigheid is, omdat verweerder nu eenmaal een grens moet trekken en zich altijd grensgevallen kunnen voordoen, waarbij verleggen van die grens met toepassing van de hardheidsclausule, weer tot nieuwe grensgevallen kan leiden.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder de omstandigheid dat eiser op de terugreis een enigszins langere afstand dient af te leggen, vanwege de doorgetrokken witte streep op de weg bij zijn woning, niet een bijzondere omstandigheid is die tot toekenning van een reiskostenvergoeding moet leiden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals zij eerder in een aanverwante kwestie heeft overwogen in de door verweerder overgelegde uitspraak van 25 juni 2015 (SGR 14/5350 rechtsoverweging 14), verweerder met het oog op een eenduidige en kenbare wijze van berekenen mag uitgaan van de afstand van de heenreis, in een geval dat de afstand van de terugreis daarvan afwijkt.
4.5.
Het beroep is ongegrond.
4.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE – SGR 18/2466
Verplaatsingskostenbesluit defensie (VKBD).
Artikel 1
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
afstand:
a. (…);
b. bij gebruik van ander vervoer dan openbaar vervoer:
het aantal kilometers gemeten langs de gebruikelijke openbare weg te bepalen aan de hand van een bij ministeriële regeling vastgestelde routeplanner, met dien verstande dat bij meer dan één plaats van tewerkstelling die zich niet binnen één complex of terrein bevinden de grootste afstand geldt;
plaats van tewerkstelling:
de gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar de defensieambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, dan wel indien de uitoefening van het ambt zich uitstrekt over een bepaald gebied, een door het bevoegd gezag aangewezen plaats.
Artikel 19
1. De defensieambtenaar heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt, hij dagelijks reist, en indien hij militair is tevens een eigen huishouding voert.
2. (…).
Artikel 31
De Minister kan van de artikelen 2 tot en met 29 afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van dat deze regelgeving beoogd te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.