ECLI:NL:RBDHA:2020:7781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
Awb 19/7346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis van pleegkinderen op basis van twijfel aan overlijdensaktes

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis van pleegkinderen. De eisers, van Ugandese nationaliteit, hebben de aanvraag ingediend op basis van hun stelling dat zij pleegkinderen zijn van een referente die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die twijfels had over de juistheid van de overlijdensaktes van de biologische vaders van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlijdensaktes door Bureau Documenten vals zijn bevonden, wat de geloofwaardigheid van de aanvraag ondermijnt. De eisers voerden aan dat zij geen contra-expertise konden laten uitvoeren vanwege financiële redenen, maar de rechtbank oordeelde dat zij voldoende ruimte hadden om de bevindingen van Bureau Documenten te betwisten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had getwijfeld aan de juistheid van de overlijdensaktes en dat de aanvraag om een mvv terecht was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7346
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiser 1] , eiser 1,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,
[eiseres], eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,
[naam eiser 2], eiser 2,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,
allen van Ugandese nationaliteit,
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “nareis” afgewezen.
Bij besluit van 3 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 1 april 2020 een verweerschrift ingediend. Eisers hebben hierop op 23 juni 2020 gereageerd. Verweerder heeft hierop op 24 juni 2020 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. Namens eisers is verschenen [naam referente] (hierna: referente) en hun gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Nakiyaga. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling het volgende.
Eisers stellen de pleegkinderen te zijn van referente. Referente is op 21 november 2016 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Referente heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat haar pleegkinderen de biologische kinderen zijn van haar broers [broer A] en [broer B] , die in 2010 zijn omgekomen bij een auto-ongeluk. De kinderen hebben verschillende biologische moeders.
2. Ter onderbouwing hebben eisers bij de aanvraag en in bezwaar de volgende stukken overgelegd:
- Declaration of consent of te parent remaining behind van de moeders van [naam eiser 1] , [eiseres] en [naam eiser 2] ;
- kopieën van de geboorteaktes van [naam eiser 1] , [eiseres] en [naam eiser 2] ;
- overlijdensaktes van [broer A] en [broer B] ;
- de kopieën van de paspoorten van [naam eiser 1] , [eiseres] en [naam eiser 2] ;
- de originele geboorteakte van [naam eiser 1] ;
- nieuwe gecorrigeerde overlijdensaktes van [broer A] en [broer B] ;
- betaalbewijzen van geld van referente aan opvangmoeder [naam opvangmoeder] ;
- e-mailverkeer tussen referente en [naam opvangmoeder] .
2.1
Ten aanzien van de eerste overgelegde overlijdensaktes heeft Bureau Documenten vastgesteld dat beide aktes zijn opgesteld en afgegeven door de daartoe bevoegde instantie. Deze aktes zijn positief beoordeeld. Op die overlijdensaktes staat vermeld dat [broer A] is overleden aan hydrocphalus (waterhoofd) en [broer B] is overleden aan gliobastoma (hersentumor).
Op de nieuwe gecorrigeerde overlijdensaktes staat vermeld dat [broer A] is overleden aan een ‘Haemorrhage due to RTA’ (bloeding door verkeersongeval) en [broer B] aan een ‘Head injury due to RTA’ (hoofdwond door verkeersongeval).
De nieuwe gecorrigeerde overlijdensaktes zijn op 8 februari 2018 door Bureau Documenten vals bevonden. Ook de overgelegde originele geboorteakte van [naam eiser 1] is vals bevonden.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen omdat niet uitgegaan kan worden van het overlijden van [broer A] en [broer B] . De nieuwe gecorrigeerde overlijdensaktes zijn vals bevonden en op de eerste overgelegde overlijdensaktes staat een andere doodsoorzaak vermeld dan referente heeft verklaard. De enkele verklaring van referente hiervoor, dat het ‘gewoon een fout moet zijn’ acht verweerder geen bevredigende uitleg. De omstandigheid dat deze overlijdensaktes wel positief zijn beoordeeld door Bureau Documenten, doet daar niet aan af omdat Bureau Documenten heeft vastgesteld dat beide aktes zijn opgesteld en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. Bureau Documenten heeft niet vastgesteld dat de inhoud van het document juist is. Dat er op deze aktes een andere doodsoorzaak staat, doet volgens verweerder in verdergaande mate afbreuk aan de geloofwaardigheid omtrent het gestelde overlijden van de vaders. Er kan daarom ook niet worden aangenomen dat er geen toestemmingsverklaringen van beide vaders kunnen worden overgelegd.
Verweerder heeft ten aanzien van [naam eiser 1] (eiser 1) overwogen dat niet kan worden aangenomen dat zijn moeder daadwerkelijk haar toestemming heeft gegeven voor vertrek, omdat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond met een positief beoordeeld wettig document.
3.1
Eisers voeren allereerst aan dat zij met het overleggen van de overlijdensaktes het overlijden van hun vaders hebben aangetoond. Bureau Documenten heeft de overlijdensaktes onderzocht en vals bevonden, maar getwijfeld kan worden aan de onpartijdigheid van dit onderzoek omdat de documentonderzoekers in dienst zijn van verweerder. In dit kader wijzen eisers op het arrest Korošec [1] en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1674). Eisers kunnen geen contra-expertise laten uitvoeren. Zij zijn er niet in geslaagd om het bedrag (ongeveer € 3.000,-) bijeen te krijgen. Zij hebben een beroep gedaan op een steunfonds via Vluchtelingenwerk Nederland, maar door de coronacrisis is er aanzienlijke vertraging bij de afhandeling van de aanvragen hetgeen buiten de invloedsfeer ligt van eisers. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers aangegeven dat er wel geldpotjes zijn om een contra-expertise te betalen, maar dat het op dit moment nog niet is gelukt om een van die potjes aan te spreken. Ook het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) doet hier vanwege het coronavirus op dit moment niets mee. Eisers stellen dat hierdoor sprake is van een “inequality of arms” die door de rechtbank gecompenseerd moet worden.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] volgt dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring een deskundigenadvies is. Verweerder moet zich indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Indien het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, kan de desbetreffende verzoeker de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten naar inhoud onvoldoende inzichtelijk en concludent zijn. Uit het onderzoek blijkt voldoende inzichtelijk op welke onderdelen de gecorrigeerde overlijdensaktes en de geboorteakte van [naam eiser 1] zijn beoordeeld, te weten printtechniek, de verschijningsvorm en de opmaak en afgifte. Zoals verweerder heeft betoogd, is niet gebleken dan wel gemotiveerd aangevoerd dat en waarom de wijze van totstandkoming van het onderzoek tekort zou zijn geschoten. De stelling van eisers dat de andere overlijdensaktes en geboorteaktes naar zijn mening exact hetzelfde zijn in verschijningsvorm, de opmaak en afgifte, is van onvoldoende gewicht om aan de conclusies van het deskundigenadvies van Bureau Documenten af te kunnen doen.
De vraag die hier met name rijst is of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat het voor hen niet mogelijk is om een contra-expert in te schakelen om daarmee de uitkomst van het onderzoek van Bureau Documenten te bestrijden. De rechtbank overweegt dat in de
uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 mei 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:4969) het volgende is geoordeeld:
“Gelet op de overwegingen in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 in de zaak Korošec tegen Slovenië, (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, punt 54) en de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1674, overwegingen 9. tot en met 9.2.2 in het bijzonder) waarin op dat arrest wordt ingegaan, bestaat er twijfel aangaande de onpartijdigheid van Bureau Documenten, vanwege de omstandigheid dat de documentonderzoekers van het Bureau Documenten in dienst zijn van de overheid of anderszins werkzaam zijn voor verweerder. Zoals ook blijkt uit het arrest Korošec is de kern van het beginsel van equality of arms erin gelegen dat tussen partijen evenwicht moet bestaan met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen. In verband met de twijfel aan de onpartijdigheid van het Bureau Documenten moet de rechter de vraag beantwoorden of een vreemdeling voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de bevindingen van dat bureau, bijvoorbeeld door zelf een contra-expertise over te leggen. Indien op grond van het geheel aan gegevens wordt vastgesteld dat geen equality of arms tussen de staatssecretaris en een vreemdeling bestaat, zal de bestuursrechter moeten waarborgen dat dit evenwicht wordt hersteld. Dan ligt het op de weg van de bestuursrechter aan een vreemdeling zo nodig compensatie voor deze bewijsnood te bieden”.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat eisers voldoende ruimte hebben gehad tot betwisting van de bevindingen van Bureau Documenten. Door hen is niet betwist dat zij wel de mogelijkheid hebben om een contra-expertise te laten verrichten. Zij stellen zich op het standpunt dat zij hiervan geen gebruik kunnen maken vanwege de hoge kosten die de contra-expertise met zich meebrengt. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gespecificeerd of onderbouwd waarom zij geen aanspraak kunnen maken op verstrekkingen van de door hen genoemde instanties. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.
4. Eisers voeren voorts aan dat zij voldoende hebben aangetoond dat beide vaders zijn overleden en dat zij daarom geen toestemmingsverklaringen kunnen overleggen. Dat op de eerste authentieke overlijdensaktes verschillende doodsoorzaken staan vermeld, kan een gevolg zijn van het feit dat er in Oeganda niet zorgvuldig wordt omgegaan met feitelijkheden. Waarschijnlijk zijn de doodsoorzaken als vermeld op de eerste overlijdensaktes verzonnen. Naast het feit dat de eerste overlijdensaktes authentiek zijn, heeft referente meteen in haar eerste gehoor verklaard dat haar beide broers zijn overleden door een auto-ongeluk. Verder heeft zij verklaard dat eisers aan haar zijn toegewezen en dat zij al geruime tijd verantwoordelijk is voor hen is. Ook bevat het dossier de kopieën van de paspoorten, de toestemmingsverklaringen van de moeders, e-mailverkeer tussen referente en de opvangmoeder [naam opvangmoeder] en betaalbewijzen dat referente aan [naam opvangmoeder] maandelijks € 100,- tot € 150,- overmaakt. Alles in overweging genomen was er in ieder geval genoeg aanleiding voor verweerder om eisers en referente te horen of een DNA-onderzoek tussen [naam eiser 1] en zijn biologische moeder te doen.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de eerste overlijdensaktes als authentiek zijn beoordeeld, nog niet betekent dat hiermee ook zekerheid is gegeven over de inhoud van de aktes (vergelijk uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:507). In dit geval heeft Bureau Documenten vastgesteld dat beide aktes zijn opgesteld en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. Hoewel referente inderdaad meteen in haar asielprocedure heeft verklaard dat de vaders zijn overleden door een auto-ongeluk, staan in de authentieke overlijdensaktes andere doodsoorzaken. Vervolgens leggen eisers een tweede set gecorrigeerde overlijdensaktes over, die de door referente gestelde doodsoorzaak bevestigen maar door Bureau Documenten vals zijn bevonden. In dat licht bezien, heeft verweerder terecht getwijfeld aan de juistheid van de inhoud van die aktes en terecht tegengeworpen dat dit in verdergaande mate afbreuk doet aan de geloofwaardigheid omtrent het overlijden van de vaders. Hierbij weegt volgens de rechtbank zwaar mee dat referente hiervoor geen bevredigende en aannemelijke verklaring heeft kunnen geven, terwijl de biologische moeders nog in beeld zijn en zij niets hebben verklaard over het overlijden van de vaders. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eisers het overlijden van hun vaders niet aannemelijk hebben gemaakt en heeft belang mogen hechten aan het feit dat niet aannemelijk is gemaakt dat er geen toestemmingsverklaringen van de vaders zouden kunnen worden overgelegd. Verweerder heeft geen aanvullend onderzoek hoeven aanbieden. De beroepsgrond slaagt niet. De beroepsgronden die betrekking hebben op de biologische moeder van [naam eiser 1] (eiser 1) behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.
5. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Van het horen mag alleen met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op het feit dat eisers in de bezwaarfase onvoldoende objectieve stukken hebben overlegd en referente over die stukken een verklaring heeft gegeven, had een hoorzitting geen toegevoegde waarde gehad. Er lag op dat moment voldoende informatie om af te zien van een hoorzitting. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Tot slot voeren eisers aan dat zij feitelijk tot het gezin behoren van referente en sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Verweerder heeft ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Eisers wijzen op werkinstructie 2019/15. Vanwege haar geaardheid is het voor referente onmogelijk om het gezinsleven uit te oefenen in het land van herkomst. De belangen van de kinderen moeten zwaarder wegen dat de belangen van de Nederlandse staat.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte voorbij is gegaan aan artikel 8 van het EVRM. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling dat de Vw buiten artikel 29, tweede lid geen grond biedt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel ter bescherming van “family life” als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eisers voldoen niet aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vw en verweerder hoeft de aanvraag voor een afgeleide verblijfsvergunning asiel niet te toetsen aan andere gronden. Beoordeling van de toepassing van artikel 8 EVRM dient plaats te vinden in de procedure over een verblijfsvergunning regulier [3] .
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier. De beslissing is gedaan op 12 augustus 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 in de zaak Korošec tegen Slovenië, (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212).
2.zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1695.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1555.