ECLI:NL:RBDHA:2020:7607
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een terrasvergunning aan een horeca-inrichting met bezwaar van de VvE
Op 10 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de VvE Residentie Seinpost Scheveningen e.a. (eisers) en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder) over de verlening van een terrasvergunning aan Seinpost Indonesia B.V. De vergunning, verleend op 19 november 2018, betreft een zomerterras aan de gevel van het restaurant, met een oppervlakte van 84,24 m², geldig tot 19 november 2023. De eisers, waaronder de VvE en individuele appartementseigenaren, betwisten de vergunning op basis van vermeende onjuistheden in de onderliggende stukken en stellen dat de vergunning in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het bestemmingsplan.
Tijdens de zitting op 9 juli 2020, die via Skype plaatsvond, hebben de eisers hun bezwaren toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder, Seinpost Indonesia B.V., de vergunning heeft verkregen na advies van de wegbeheerder en de Adviescommissie Openbare Ruimte, die beiden instemden met de aanvraag. De rechtbank overweegt dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims over de eigendomsrechten en de vermeende schade aan de VvE.
De rechtbank concludeert dat de vergunning terecht is verleend, omdat de gestelde bezwaren niet onder de weigeringsgronden van de APV vallen. De rechtbank wijst erop dat de hinder die eisers aanvoeren, zoals geluidshinder en (geur)overlast, niet relevant zijn voor de beoordeling van de terrasvergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier.