Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
De burgemeester van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ten eerste heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat, nu de vraag onder welke categorie de horeca-inrichting van eiser valt geen onderwerp van debat is geweest in de bezwaarprocedure, verweerder zonder hoor- en wederhoor op dit onderwerp heeft beslist en er derhalve sprake is van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Ten tweede heeft eiser aangevoerd dat zijn horeca-inrichting, een broodjeszaak, valt aan te merken als een horecagelegenheid van categorie II, gelet op de beschrijving van een ‘broodjeszaak’ in de Staat van horeca-inrichtingen.
In de Staat van horeca-inrichtingen is onder paragraaf 1.3 (definities diverse vormen recreatie-inrichtingen) een broodjeszaak als volgt gedefinieerd:
‘broodjeszaak: een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd en het percentage van de totale vloeroppervlakte wat als zitruimte fungeert minimaal 40% is. Een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei worden met een broodjeszaak gelijkgesteld.’Uit het dossier blijkt dat aan eiser op 5 april 2013 ex artikel 2:28 van de APV een vergunning is verleend voor een ‘alcoholhoudende horeca-inrichting broodjeszaak Brood en Koffie [bedrijf] ’.
De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:
In het primaire besluit en ter zitting heeft verweerder gemotiveerd dat de exploitatie van het tuinterras van eiser op grond van artikel 2:28C, tweede lid, van de APV is geweigerd, nu hierdoor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting nadelig wordt beïnvloed, temeer nu er in de directe omgeving woningen liggen. Verweerder heeft toegelicht dat hij van oudsher een vaste gedragslijn hanteert waarbij geen tuinterrassen worden toegestaan, aangezien tuinterrassen of terrassen gelegen op een binnenplaats in zijn algemeenheid het woon- en leefklimaat negatief beïnvloeden. Een uitzondering wordt gemaakt voor die gevallen waarin reeds van oudsher legale terrassen bestaan die geen overlast veroorzaken,
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder, mede gelet op de vaste gedragslijn, de gevraagde terrasvergunning niet ten onrechte heeft geweigerd.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992,-.