ECLI:NL:RBDHA:2020:7601
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Korting op militair invaliditeitspensioen na AOW-leeftijd partner
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een militair invaliditeitspensioen ontvangt, en de staatssecretaris van Defensie. De zaak betreft de korting op het militair invaliditeitspensioen van de eiser, die van toepassing is sinds zijn partner de AOW-leeftijd heeft bereikt. De staatssecretaris heeft in een besluit van 21 augustus 2019 een korting vastgesteld op het pensioen van de eiser, die ingaat op 3 november 2019. Dit besluit werd door de eiser bestreden, waarna de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaarde in een besluit van 31 januari 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de korting op het invaliditeitspensioen van de eiser is gebaseerd op het AOW-pensioen dat zijn partner ontvangt. De eiser betoogde dat de regelgeving omtrent de AOW verouderd is en dat de korting niet correct is toegepast, omdat het AOW-pensioen nu per persoon wordt uitgekeerd en niet meer per partnerschap. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris de korting op het invaliditeitspensioen terecht heeft vastgesteld, en dat de regelgeving in overeenstemming is met de hogere wetgeving.
De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden dat het Besluit bijzondere militaire pensioenen in strijd is met hogere regelgeving. De rechtbank concludeert dat de korting op het militair invaliditeitspensioen van de eiser correct is toegepast en dat het beroep van de eiser ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De uitspraak zal op een later moment openbaar worden gemaakt.