ECLI:NL:RBDHA:2020:7459
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding na niet-uitgereikte maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die de Tunesische nationaliteit heeft, was in bewaring gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 juli 2020, waarbij de maatregel van bewaring aan hem was opgelegd. Eiser stelde dat de maatregel niet rechtsgeldig was, omdat er geen ondertekend exemplaar aan hem was uitgereikt, zoals vereist door artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Tijdens de zitting op 27 juli 2020 heeft de gemachtigde van de staatssecretaris verklaard dat de maatregel op ambtseed was opgemaakt, maar dat er geen bewijs was dat de ondertekende maatregel daadwerkelijk aan eiser was uitgereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen afschrift van de uitgereikte maatregel in het dossier was opgenomen. Na heropening van het onderzoek op 28 juli 2020 en het indienen van aanvullend bewijs door de staatssecretaris, concludeerde de rechtbank dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de maatregel rechtsgeldig was uitgereikt. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring vanaf het moment van opleggen onrechtmatig was en heeft de opheffing van de maatregel bevolen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.680,- aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, evenals de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, en is bekendgemaakt op 5 augustus 2020.