In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiser, die een asielaanvraag had ingediend. Eiser stelde dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat verweerder inderdaad te laat was met het nemen van een besluit. Eiser had verweerder op 28 november 2019 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank besloot dat het beroep gegrond was en dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser kreeg ook een vergoeding van € 262,50 voor de proceskosten, omdat hij juridische bijstand had ingeschakeld. De rechtbank overwoog dat de termijn voor het nemen van een besluit te lang was en dat het belangrijk was om zowel het belang van eiser als dat van verweerder in acht te nemen. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.