ECLI:NL:RBDHA:2020:745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
NL19.31396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag op grond van gebrek aan nieuwe relevante elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft. Eiser had op 28 mei 2019 een herhaalde aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten geen nieuwe relevante elementen bevatten die de eerdere afwijzende besluiten konden onderbouwen. Eiser had eerder aanvragen ingediend die waren afgewezen, en de rechtbank concludeerde dat de nieuwe stukken, waaronder verklaringen van zijn stam en WhatsApp-berichten, niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden.

Tijdens de zitting op 16 januari 2020, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld. Eiser stelde dat hij als afvallige in Irak vervolgd zou worden, maar de rechtbank vond dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk een reëel risico liep bij terugkeer. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kon worden vastgesteld, en dat de inhoud van de WhatsApp-berichten niet bijdroeg aan de beoordeling van de zaak. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier M.H. van Limpt, en is openbaar gemaakt op 6 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.31396

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

ProcesverloopBij besluit van 23 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.31397, plaatsgevonden op 16 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Saad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1984.
2. Eiser heeft op 31 mei 2013 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 20 maart 2014 afgewezen. Hiertegen is geen rechtsmiddel aangewend. Dat besluit staat in rechte vast.
3. Eiser heeft op 24 maart 2015 een tweede aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 12 januari 2017 afgewezen. Het door eiser ingestelde beroep is door de rechtbank Den Haag bij uitspraak van 28 september 2017 ongegrond verklaard. Het door eiser ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 november 2017 kennelijk ongegrond verklaard. Hiermee staat het besluit in rechte vast.
4. Op 28 mei 2019 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft aan de onderhavige aanvraag ten grondslag gelegd dat sprake is van toegedichte afvalligheid. Daarbij heeft hij de volgende documenten overgelegd:
1. kopie van een verklaring van de stam van eiser waaruit blijkt dat hij als afvallige wordt
aangemerkt en waaruit blijkt dat als gevolg hiervan hij bij terugkeer zal worden geëxecuteerd
ofwel vogelvrij is verklaard (de vogelvrijverklaring);
2. kopie van een verklaring van de heer [Y] en tevens een kopie van zijn
rijbewijs;
3. uitdraai WhatsApp-berichten;
4. uitdraai website stam;
5. kopie van het verblijfsdocument van de (huidige) partner van eiser.
Verweerder heeft de herhaalde asielaanvraag van 28 mei 2019 bij besluit van 1 mei 2019 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 , omdat niet gebleken is van nieuwe, relevante elementen of bevindingen. Bij uitspraak van 28 mei 2019 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, het door eiser ingestelde beroep gegrond verklaard. In deze uitspraak heeft de rechtbank -samengevat weergegeven- geoordeeld dat verweerder, gelet op de door eiser ingebrachte stukken en afgelegde verklaringen met betrekking tot de vogelvrijverklaring van de stam, zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van nieuwe, relevante elementen of bevindingen. Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom deze stukken en verklaringen in samenhang bezien op voorhand niet kunnen afdoen aan de eerdere afwijzende asielbesluiten.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser wederom niet-ontvankelijk verklaard, omdat de overgelegde documenten niet kunnen worden aangemerkt als een nieuw (rechtens relevant) feit. Verweerder is van oordeel dat ook indien voornoemde documenten en verklaringen, conform de uitspraak van 28 mei 2019 van de rechtbank Haarlem, in samenhang worden bezien, zulks niet kan leiden tot de uitkomst dat zij af kunnen doen aan de eerdere afwijzende asielbesluiten van 12 januari 2017 en 25 maart 2013. Daartoe is van belang dat de overgelegde documenten en verklaringen kopieën betreffen, waardoor zij niet op echtheid kunnen worden onderzocht. Daarnaast is van belang dat het niet evident is dat de persoon die geantwoord heeft op de WhatsApp-berichten van eiser ook daadwerkelijk de [X] is. Bovendien kan het gesprek gescript zijn. Gelet hierop kan de inhoud van de WhatsApp-berichten niet bijdragen aan de beoordeling van de authenticiteit van de in kopie overgelegde ‘vogelvrijverklaring’.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte geen rekening gehouden met uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 28 mei 2019, waarin is geoordeeld dat wel sprake is van nova. Het bestreden besluit bevat geen andere motivering dan het besluit van 1 mei 2019, dat door de rechtbank is vernietigd. Anders dan verweerder stelt is het overgelegde WhatsApp gesprek wel te herleiden tot de [X] . Bij uitspraak van 28 mei 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat het telefoonnummer zeer wel te herleiden is tot de [X] . Verder heeft eiser gemotiveerd aangegeven waarom de [X] in een WhatsApp-gesprek zich over de vogelvrijverklaring van eiser heeft uitgelaten. Ook is het niet opmerkelijk dat de [X] uitspraken over eiser heeft gedaan, zonder dat hij over een foto van hem beschikt. Een vogelvrijverklaring is immers openbaar en wordt bekendgemaakt bij alle andere stammen. Eiser stelt zich dan ook op het standpunt dat de overgelegde stukken en de door hem gegeven toelichting afzonderlijk en met elkaar in samenhang bezien reeds de volgevrijverklaring onderbouwen.
Voorts doet eiser een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens (EHRM) van 19 februari 1998 in de zaak Bahaddar tegen Nederland (JV
1998/45). Er is in dit geval sprake van bijzondere, op individuele zaken betrekking hebbende feiten en omstandigheden, waardoor de noodzaak bestaat om een in het nationale recht neergelegde procedureregel (ontbreken van nieuwe, relevante elementen of bevindingen) niet tegen te werpen. Eiser stelt dat hij vanwege zijn eigen interpretatie van de islam vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Irak. Hij zal daar als afvallige worden gezien door zijn stam en milities. Eiser heeft controleerbaar en onderbouwd naar voren gebracht dat over hem de takfir is uitgesproken. Het is verweerder bekend dat hieruit volgt dat eiser in zijn land van herkomst vervolging dan wel ernstige schade te wachten staat.
Indien de rechtbank het standpunt van eiser niet volgt, heeft hij aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen die door de rechtbank ’s-Hertogenbosch bij de verwijzingsuitspraak van 16 december 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:13451) aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
De rechtbank ziet zich, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 28 mei 2019, voor de vraag gesteld of de door eiser overgelegde documenten als rechtens relevante nova kunnen worden aangemerkt.
7.2
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt, zie bijvoorbeeld de uitspraak van
2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3804, en, meer recent, de uitspraak van 18 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2394, dat de door de vreemdeling overgelegde documenten geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, indien de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld. Voorts volgt uit deze vaste Afdelingsjurisprudentie dat het aan eiser is om de authenticiteit aan te tonen van de documenten die hij aan zijn herhaalde aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
7.3
Verweerder heeft zich allereerst op goede gronden op het standpunt gesteld dat dat de authenticiteit van de ‘vogelvrijverklaring’ niet kan worden vastgesteld, omdat het een kopie betreft en geen origineel. Om de gestelde authenticiteit van de ‘vogelvrijverklaring’ te onderbouwen heeft eiser een uitdraai van WhatsApp-berichten en een uitdraai van de website van de stam overgelegd. Met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank van 28 mei 2019 heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de inhoud van de overgelegde WhatsApp-berichten niet kan bijdragen aan de beoordeling van de authenticiteit van de in kopie overgelegde ‘vogelvrijverklaring’. Verweerder heeft daaraan ten grondslag mogen leggen dat uit de overgelegde documenten niet valt op te maken dat de WhatsApp-berichten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden tussen eiser en het stamhoofd, ook al komt het telefoonnummer in het WhatsApp-gesprek overeen met het telefoonnummer genoemd op de website van de stam. Daarbij is van belang dat de inhoud van het gesprek opmerkelijk is: de persoon met wie het gesprek wordt gevoerd doet vergaande uitspraken over een persoon zonder te weten tegen wie hij dit doet, om pas op het einde van het gesprek te vragen wie betrokkene eigenlijk is. Verder is het opmerkelijk dat de persoon in de WhatsApp-berichten aan eiser vraagt hoe hij aan zijn telefoonnummer is gekomen, terwijl dat telefoonnummer vermeld staat op een openbare website. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte gesteld dat niet valt uit te sluiten dat de WhatsApp-berichten gescript zijn. Daar komt bij dat een uitdraai van WhatsApp-berichten niet op echtheid te onderzoeken is.
7.4
Verweerder heeft voorts terecht gesteld dat aan de verklaring van de heer [Y] niet de waarde kan worden gehecht die eiser eraan wenst te hechten, omdat de verklaring niet afkomstig is van een objectieve bron, maar van een vriend van eiser en kennelijk in opdracht van de gemachtigde van eiser is opgesteld.
7.5
Gelet op voornoemde overwegingen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geoordeeld dat verweerder onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 28 mei 2019.
Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat aan de herhaalde asielaanvraag van eiser geen nieuwe relevante elementen of bevindingen ten grondslag liggen. Om die reden heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk mogen verklaren.
Voor het afwachten van de beantwoording van de prejudiciële vragen die gesteld zijn bij de hiervoor vermelde verwijzingsuitspraak van 16 december 2019, ziet de rechtbank, gelet op voornoemde overwegingen, in dit geval geen aanleiding.
7.6
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat in dit geval sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten of omstandigheden als bedoeld in paragraaf 45 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mensen van 19 februari 1998 (Bahaddar tegen Nederland, JV 1998/45), thans ook neergelegd in artikel 83.0a van de Vw 2000, die aanleiding zouden kunnen vormen een in het nationale recht neergelegde procedureregel niet tegen te werpen. Daartoe wordt met name overwogen dat eiser nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vermeende bekeerling te vrezen heeft zijn stam of milities, waardoor geen sprake is van een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij gedwongen terugkeer van eiser naar Irak.
8. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat ten onrechte in het bestreden besluit is opgenomen dat eiser een inreisverbod is opgelegd. Het inreisverbod is immers bij uitspraak van 12 november 2019 door de Afdeling vernietigd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser door dit gebrek niet in zijn belangen is geschaad en zal het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht in stand laten.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.