Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Dublinclaimant. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, is in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring, omdat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht aan Duitsland en er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend.
Tijdens de zitting op 29 juni 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor bewaring, zowel de zware als de lichte gronden, voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft betwist dat de overdrachtstermijn van zes maanden na het claimakkoord met Duitsland is verstreken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn niet is overschreden, omdat verweerder deze tijdig heeft verlengd.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van eiser in overweging genomen, waaronder zijn medische problemen en het risico op besmetting met het coronavirus in het detentiecentrum. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling, omdat hij voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiser en de noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.