ECLI:NL:RBDHA:2020:7251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/590886 / FA RK 20-2010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging onder voorwaarden in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 2 april 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1989, die lijdt aan schizofrenie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren. De advocaat voerde verweer tegen de opname in een accommodatie, maar de betrokkene gaf aan dat het goed met haar ging en dat zij zich kon verenigen met de zorgmachtiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank oordeelde dat de Wvggz het mogelijk maakt om verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie onder bepaalde voorwaarden op te nemen in een zorgmachtiging. De rechtbank verleende de zorgmachtiging, die geldig is tot en met 16 oktober 2020, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, en is vastgesteld op 14 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/590886 / FA RK 20-2010
Datum beschikking: 1 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.E.M. Later te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 24 maart 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 26 maart 2020;
- een zorgplan van 17 maart 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 31 maart 2020;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat het goed gaat en zij zich kan verenigen met de verzochte zorgmachtiging. De advocaat heeft namens betrokkene verweer gevoerd tegen de toewijzing van de verzochte vorm van verplichte zorg in de zorgmachtiging, te weten het opnemen in een accommodatie. Blijkens artikel 2.1 van het Besluit Wvggz wordt het opnemen in een accommodatie niet aangemerkt zorg die kan worden verleend als ambulante verplichte zorg. Indien de situatie van betrokkene op enig moment leidt tot een noodsituatie die niet anders kan worden afgewend dan middels een opname, kan de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:11 van de Wvggz tijdelijk verplichte zorg in een noodsituatie verlenen. Het op voorhand toewijzen van de mogelijkheid tot opname indien er sprake is van decompensatie in een zorgmachtiging is onder de Wvggz niet mogelijk.
De sociaal-psychiatrisch verpleegkundige heeft ter zitting aangevoerd dat er in het ambulante kader goed contact is met betrokkene, maar dat betrokkene duidelijk stelt direct te zullen stoppen met het innemen van medicatie zonder een zorgmachtiging. Zonder medicatie loopt betrokkene een groot risico op terugval in een katatoon toestandsbeeld. Het kunnen opnemen in een accommodatie is noodzakelijk om in de zorgmachtiging op te nemen, vanwege de ernst van dit toestandsbeeld en het feit dat de terugval in een hoog tempo kan plaatsvinden.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 18 april 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) verleend tot en met 16 april 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Voortvloeiend uit de stoornis, is in het verleden bij betrokkene meermaals sprake geweest van een ernstig katatonisch toestandsbeeld, waarbij een opname in het verplichte kader noodzakelijk is geweest onder andere vanwege het ontbreken van vocht en voeding inname, beperkte slaap en dwanghandelingen. Verder is sprake geweest van sombere en suïcidale gedachten en mogelijk zelfbeschadiging.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg zonder meer noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen.
Daarbij acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Anders dan de advocaat, is de rechtbank van oordeel dat de Wvggz het mogelijk maakt om verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie onder bepaalde voorwaarden op te nemen in een zorgmachtiging. De wetgever heeft met de Wvggz uitdrukkelijk beoogd om zorg op maat door middel van ‘stepped care’ mogelijk te maken. Het onderhavige verzoek voorziet daarin door ambulante zorg als uitgangspunt te nemen, maar de mogelijkheid te creëren van een verplichte opname in een accommodatie indien de situatie dat noodzakelijk maakt om het ernstig nadeel af te wenden. Omdat decompensatie een reëel risico is past dit in de hiervoor genoemde stepped care. Daarmee wordt voorkomen dat artikel 8:11 Wvggz moet worden toegepast en wijziging van de zorgmachtiging moet worden verzocht.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[betrokkene]

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
alsmede de volgende maatregelen indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 oktober 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.