ECLI:NL:RBDHA:2020:7190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
C/09/589825 / KG RK 20-365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van recht en gebrek aan objectieve grondslagen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 een wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, die thans in Spanje verblijft, had de wraking ingediend tegen mr. B.W. Mulder, de rechter die zijn klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering behandelde. De wrakingsgronden betroffen onder andere de vermeende vooringenomenheid van de rechter, omdat deze een aanhoudingsverzoek niet had gehonoreerd, verzoeker had verboden het woord 'pulsen' te gebruiken en volgens verzoeker onvoldoende kennis van zaken had. De wrakingskamer oordeelde dat de procedurele beslissing om het aanhoudingsverzoek niet te honoreren geen grond voor wraking kan zijn, tenzij er sprake is van blijk van vooringenomenheid, wat hier niet het geval was. Ook het verzoek om het gebruik van de term 'pulsen' werd niet als vooringenomenheid gezien. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zijn wrakingsverzoek zonder feitelijke onderbouwing had ingediend, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Daarom werd het verzoek afgewezen en werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/16
zaak- /rekestnummer: C/09/589825 / KG RK 20/365
Beslissing van 6 juli 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende te Spanje,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. B.W. Mulder,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is mr. R. Klee, officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure
Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de rechter op 10 maart 2020 tijdens een in het openbaar gehouden zitting van deze rechtbank, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, het klaagschrift ex art. 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op naam van verzoeker behandeld. Tijdens deze behandeling heeft verzoeker de rechter gewraakt.
Bij e-mailbericht van 10 maart 2020 heeft verzoeker twee aanvullende wrakingsgronden ingediend.
Bij e-mailbericht van 22 maart 2020 heeft verzoeker aan de wrakingskamer meegedeeld dat hij vanwege het coronavirus voorlopig in Spanje verblijft. In voornoemd e-mailbericht geeft hij ook een uitgebreide toelichting over de hoofdzaak (het klaagschrift ex artikel 552a Sv).
Verzoeker is op 25 juni 2020 per e-mail opgeroepen voor de mondelinge behandeling van zijn wrakingsverzoek op 6 juli 2020 te 9.30 uur. In de oproep is voorts het navolgende aan verzoeker meegedeeld:
“U heeft eerder laten weten dat u om gezondheidsredenen Nederland zou verlaten. Indien het voor u niet mogelijk is om naar de zitting te komen, kunt u ook — op dezelfde dag en tijd — telefonisch worden gehoord naar aanleiding van uw wrakingsverzoek. Indien u van deze mogelijkheid gebruik wil maken, verzoek ik u mij dat (uiterlijk 3 juli 2020 12:00 uur) te laten weten en het telefoonnummer waarop u bereikbaar bent door te geven.”
De rechter heeft op 30 juni 2020 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek van verzoeker. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken. De reactie is op 1 juli 2020 aan verzoeker per e-mail verzonden.
Op 2 juli 2020 heeft verzoeker per e-mailbericht aan de wrakingskamer meegedeeld dat hij bezwaar maakt tegen een behandeling van zijn wrakingsverzoek over de telefoon, terwijl hij ook de reactie van de rechter nog niet heeft ontvangen. Voorts heeft hij wederom een uitgebreide toelichting gegeven over de hoofdzaak. Daartoe heeft verzoeker een groot aantal bijlagen gevoegd bij zijn e-mailbericht. Op dezelfde dag heeft de wrakingskamer van verzoeker nog diverse e-mailberichten met een groot aantal bijlagen ontvangen waarin hij wederom een uitgebreide toelichting geeft over de hoofdzaak. Voorts heeft hij verzocht om het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, dat op 3 juli 2020 aan hem is verstrekt.
Op 5 juli 2020 heeft verzoeker in een drietal e-mailberichten met een groot aantal bijlagen nogmaals een uitgebreide toelichting over de hoofdzaak en een nadere reactie naar aanleiding van de schriftelijke reactie van de rechter gegeven. Voorts maakt verzoeker nogmaals bezwaar tegen een telefonische behandeling van zijn wrakingsverzoek.
Op 6 juli 2020 om 9.04 uur heeft de wrakingskamer een e-mailbericht van verzoeker ontvangen waarin hij de wrakingskamer wraakt. Om 9.31 uur heeft verzoeker per e-mailbericht zijn wrakingsgronden meegedeeld. Hij heeft verzocht om het dossier aan hem toe te zenden, zodat hij later zijn wrakingsgronden kan aanvullen. Voor het overige zijn aan het verzoek tot wraking geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd.
1.2
Het wrakingsverzoek tegen deze wrakingskamer
Ingevolge art. 513 Sv moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek dat niet voldoet aan deze motiveringseis, kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek. Ingeval sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, kan de wrakingskamer, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld. [1]
Verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt zonder enige grond of feiten en omstandigheden aan te voeren. Het verzoek kan dan ook in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten en niet in handen stellen van een andere wrakingskamer, aangezien er evident sprake is van misbruik van recht.
1.3
Bij de mondelinge behandeling op 6 juli 2020 is verzoeker niet verschenen. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
Volgens art. 515 lid 2 Sv dient een verzoeker in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord. Aan dit vereiste is voldaan, nu verzoeker behoorlijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling en aan hem de gelegenheid is geboden telefonisch te worden gehoord. Gelet op de coronacrisis acht de wrakingskamer een telefonisch verhoor van verzoeker, mede gelet op het feit dat onbekend is wanneer verzoeker vanuit Spanje naar Nederland terug zal keren en op het belang van een voortvarende rechtspleging, een passende oplossing. Verzoeker heeft zelf de keuze gemaakt hiervan geen gebruik te maken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer RK 19/3684 in verband met een klaagschrift ex art. 552a Sv, strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen goederen.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek en zijn e-mailbericht van 10 maart 2020 het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechter vooringenomen is omdat:
a. de rechter voorafgaand aan de zitting een aanhoudingsverzoek van verzoeker niet heeft gehonoreerd. Verzoeker heeft om aanhouding gevraagd, zodat het dossier kan worden aangevuld met het schriftelijk standpunt van de officier van justitie.
b. de rechter tijdens de behandeling op 10 maart 2020 verzoeker heeft verboden het woord “pulsen” te gebruiken.
c. de rechter onvoldoende kennis van zaken heeft, aangezien hij strafrechtelijk en civielrechtelijk beslag door elkaar haalde.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Wrakingsgrond a.
De wrakingskamer overweegt dat deze grond betrekking heeft op een procedurele beslissing, te weten voorafgaand aan de zitting het niet honoreren van een aanhoudingsverzoek van verzoeker, zodat het dossier kan worden aangevuld met het schriftelijk standpunt van de officier van justitie. Procedurele beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, indien (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Hetgeen verzoeker in dit verband in zijn wrakingsverzoek heeft gesteld levert geen aanwijzing op die tot dat oordeel zou moeten leiden. Geen wettelijk voorschrift schrijft immers voor dat de officier van justitie bij een raadkamerprocedure zijn standpunt van tevoren op schrift aan de procesdeelnemers dient te verstrekken. Dat is ook niet de normale gang van zaken bij een raadkamerprocedure. Gebruikelijk is dat de officier van justitie in raadkamer zijn standpunt meedeelt, waarna de verzoeker daarop kan reageren.
Een blijk van vooringenomenheid kan hieruit dus niet worden afgeleid. Wrakingsgrond a. kan derhalve niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
3.3
Wrakingsgrond b.
Volgens Van Dale betekent het woord “pulsen” “huizen leeghalen”. Deze term werd gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog, naar de verhuisfirma Puls, die in opdracht van de bezetter door Joden achtergelaten huizen leeghaalde.
Het enkele feit dat de rechter verzoeker heeft verzocht deze enigszins beladen term niet te gebruiken, toen verzoeker de behandeling van zijn zaak vergeleek met “pulsen”, geeft geen blijk van vooringenomenheid jegens klager. Wrakingsgrond b. kan dan ook niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
3.4
Wrakingsgrond c.
Uit de schriftelijke reactie van de rechter blijkt dat hij slechts heeft willen ophelderen waarop het klaagschrift van verzoeker betrekking had, waarbij hij het klaagschrift van verzoeker heeft voorgehouden. Verzoeker heeft vervolgens meegedeeld dat hetgeen de rechter voorhield niet klopte, en heeft vervolgens gepreciseerd waartoe zijn klaagschrift volgens hem strekte. Het vorenstaande blijkt ook uit het proces-verbaal van de zitting van 10 maart 2020. Uit voorgaande gang van zaken kan niet een blijk van vooringenomenheid worden afgeleid. Het wrakingsverzoek wordt, nu ook wrakingsgrond c. niet tot toewijzing kan leiden, afgewezen.
3.5
Verzoeker heeft in deze procedure de wrakingskamer gewraakt zonder een feitelijke onderbouwing te geven. Ook het onderhavige wrakingsverzoek heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de rechter;
de officier van justitie mr. R. Klee;
Deze beslissing is gegeven door de mrs. O. van der Burg, S.M. Krans en C.M. van der Kleijn, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2038