ECLI:NL:RBDHA:2020:7190
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van recht en gebrek aan objectieve grondslagen
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 een wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, die thans in Spanje verblijft, had de wraking ingediend tegen mr. B.W. Mulder, de rechter die zijn klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering behandelde. De wrakingsgronden betroffen onder andere de vermeende vooringenomenheid van de rechter, omdat deze een aanhoudingsverzoek niet had gehonoreerd, verzoeker had verboden het woord 'pulsen' te gebruiken en volgens verzoeker onvoldoende kennis van zaken had. De wrakingskamer oordeelde dat de procedurele beslissing om het aanhoudingsverzoek niet te honoreren geen grond voor wraking kan zijn, tenzij er sprake is van blijk van vooringenomenheid, wat hier niet het geval was. Ook het verzoek om het gebruik van de term 'pulsen' werd niet als vooringenomenheid gezien. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zijn wrakingsverzoek zonder feitelijke onderbouwing had ingediend, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Daarom werd het verzoek afgewezen en werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.