In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 juni 2020, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de verweerder in gebreke was, aangezien eiser op 3 oktober 2019 een ingebrekestelling had gestuurd en er sindsdien twee weken waren verstreken zonder besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom, die de verweerder moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft, in dit geval € 1.442,- bedraagt, berekend vanaf 17 oktober 2019 tot de datum van de uitspraak. De rechtbank heeft verweerder ook opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen over de asielaanvraag van eiser. Dit is gedaan om zowel het belang van eiser als het belang van verweerder in acht te nemen, waarbij de rechtbank een langere beslistermijn heeft opgelegd dan gebruikelijk. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag vastgesteld voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.