ECLI:NL:RBDHA:2020:7107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
NL19.31665 en NL19.31666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 juni 2020, zijn eisers, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Eik, in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door Y.W.M. Schrijver. De zaak betreft de beroepen van eisers omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers verweerder op 11 december 2019 in gebreke hebben gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen acht weken na de uitspraak moet beslissen op de aanvraag van eisers, en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 262,50, omdat zij juridische bijstand hebben ingeschakeld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is niet in een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.31665 en NL19.31666

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , met V-nummer [V-nummer] , eiser, en

[eiseres] ,met V-nummer [V-nummer] , eiseres, mede namens de minderjarigen
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hierna gezamenlijk eisers
(gemachtigde: mr. A.M. van Eik), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: Y.W.M. Schrijver).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen van eisers omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eisers. In zijn verweerschrift van 17 januari 2020 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eisers verweerder op 11 december 2019 in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er
kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb).
5. In zijn verweerschrift zegt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eisers wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eisers kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eisers. Verweerder verzoekt de rechtbank om te bepalen dat het eerste gehoor van eisers binnen acht weken na verzending van de uitspraak plaatsvindt. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van 2 april 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem1.
6. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eisers in deze zaak nog niet de kans hebben gehad om de asielaanvraag te onderbouwen. Het is daarom nog niet duidelijk of de aanvraag van eisers in de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) of de Verlengde Asielprocedure (VA-procedure) zal worden behandeld.
7. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eisers bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In afwijking van het landelijk beleid van een maximum van € 15.000 wordt het maximum bepaald op € 7.500.2 De rechtbank verlaagt dit maximum om de termijn dat een dwangsom wordt verbeurd te verkorten. Als de dwangsom nog niet volledig is verbeurd, is het voor een vreemdeling immers lastig een nieuw beroep niet tijdig zonder nieuwe feiten en omstandigheden, gehonoreerd te zien.3 Dat betekent dat de vreemdeling, als aan de termijnen niet wordt voldaan en bij een maximum van € 15.000, nog 150 dagen moet wachten voordat alle dwangsommen zijn verbeurd. Deze termijn acht de rechtbank te lang en daarom verkort de rechtbank deze termijn tot 75 dagen. Hiermee komt de rechtbank tegemoet aan het belang van eisers om, wanneer verweerder aan de uitspraak geen gevolg geeft, de zaak zonder nieuwe feiten en omstandigheden opnieuw aan de rechter voor te kunnen leggen.
Deze dwangsom geldt voor eisers gezamenlijk. Verweerder moet wel afzonderlijk op de aanvragen beslissen, maar de beslissingen die moeten worden genomen hangen nauw met elkaar samen4.
3 Rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 25 oktober 2019, r.o. 3 (ECLI:NL:RBDHA:2019:11476)
4 ABRvS 3 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3934).
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eisers een vergoeding krijgen voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog besluiten bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
24 juni 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.