ECLI:NL:RBDHA:2020:7034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor de Wet langdurige zorg (Wlz) van een minderjarige in relatie tot ingezetenschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de verzekering van een minderjarige dochter voor de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres, de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat haar dochter vanaf 30 januari 2019 niet verzekerd is voor de Wlz. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige niet als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt, omdat er geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland bestaat. Eiseres heeft aangevoerd dat zij en haar dochter sinds 27 december 2018 weer in Nederland wonen en dat er een duurzame persoonlijke band met Nederland is, maar de rechtbank oordeelt dat de feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en jurisprudentie in overweging genomen, waaronder de definitie van ingezetenschap en de vereisten voor een duurzame band met Nederland. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de minderjarige in de periode van 30 januari 2019 tot 30 augustus 2019 geen ingezetene was en dus niet verzekerd was voor de Wlz. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.