Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de erflater], overleden op [datum overlijden] 2015, zijnde:
[eiseres sub 1]te [plaats 1] ,
[eiser sub 2]te [plaats 1] ,
gemeente [gemeente] ,
[eiser sub 3]te [plaats 2] ,
[eiser sub 4]te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
[eiseres sub 5]te [plaats 1] ,
gemeente [gemeente] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 oktober 2018, met producties 1 tot en met 23b;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 11;
- het tussenvonnis van 6 maart 2019, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de producties 24(a en b) en 25(a tot en met e) van de zijde van eisers;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 augustus 2019;
- de uitlatingen van partijen over de voortgang van de procedure op de rol van 4 september 2019.
2.De feiten
bepaalde verboden.
”.
gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of, indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:
biedt mij, voor dit doel, maar één mogelijkheid om ontheffing van de ringplicht te verlenen. Deze mogelijkheid betreft het belang bedrijfsmatig, met het oog op productie gefokte vogels. Dit is ook het oorspronkelijke belang waar u bij het ingaan van de Ffwet op 1 april 2002 tot 1 april 2013 ontheffing voor is verleend. Met dat verschil dat u nu alleen knobbelzwanen fokt voor de verkoop van siervogels. Ik ben daarom van mening dat ik u, gezien de uitzonderlijke situatie, een ontheffing onder voorwaarden kan verlenen. De voorwaarden zijn in de bij dit besluit gevoegde ontheffing opgenomen. De naleving door u van deze voorwaarden zijn voor mij van groot belang.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AwB).
3.Het geschil
- I) aan eisers van een bedrag van € 1.694.935,17;
- II) aan [eiser sub 2] (eiser sub 2) van een bedrag van € 12.962,96;
- III) aan [eiser sub 4] (eiser sub 4) van een bedrag van € 12.862,96;
4.De beoordeling
Schadevordering gerelateerd aan intrekkingsbesluit
.Anders dan eisers bepleiten leidt de rechtbank uit deze overwegingen af dat – in de hypothetische situatie – de Staat niet gehouden was de ontheffing te laten voortduren, gelet op de ernst van de overtredingen, maar de ontheffing had mogen intrekken, maar daarbij wel de mogelijkheden had moeten onderzoeken om de nadelige gevolgen van de intrekking voor erflater én de knobbelzwanen te beperken. Naar het oordeel van de rechtbank zou de uitkomst daarvan een intrekking van de ontheffing op termijn zijn geweest.
waarbinnen verkoop en levering redelijkerwijs mogelijk was. Een dergelijke termijn had recht gedaan aan de nazorgverplichting – bij verkoop van de knobbelzwanen is de nazorg gewaarborgd – evenals aan de belangen van erflater: hij wordt op die wijze in staat gesteld de waarde van de knobbelzwanen te verzilveren.
Bij besluit van 31 maart 2008 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit u bij uitzondering, gelet op uw leeftijd, ontheffing verleend tot 31 maart 2013 van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor zover dit betreft het houden van knobbelzwanen met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten.
€ 3.414,--(2,0 punt × tarief € 1.707)