ECLI:NL:RBDHA:2020:6850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
C-09-437955-HA ZA 2013-210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 223 Rv over de tenuitvoerlegging van een exhibitiebevel in een civiele procedure tussen Russische en Luxemburgse partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een incident ex artikel 223 Rv over de tenuitvoerlegging van een exhibitiebevel. De eiseressen, FKP SOJUZPLODOIMPORT en FGUP VO SOJUZPLODOIMPORT, hebben een verzoek ingediend om de tenuitvoerlegging van het exhibitiebevel te schorsen. Dit exhibitiebevel, dat op 8 mei 2019 was uitgesproken, verplichtte hen om documenten te verstrekken aan de gedaagden, Spirits International B.V. en aanverwante vennootschappen. De eiseressen stellen dat zij niet in staat zijn om aan dit bevel te voldoen vanwege de weigering van de Russische autoriteiten om de benodigde documenten vrij te geven. De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij de partijen hun standpunten hebben bepleit tijdens een comparitie op 24 juni 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen sinds 12 maart 2020 dwangsommen verbeuren, omdat zij niet aan het exhibitiebevel hebben voldaan. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen afgewezen, omdat het belang van de gedaagden bij de tenuitvoerlegging van het exhibitiebevel zwaarder weegt dan het belang van de eiseressen bij niet-uitvoering. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiseressen onvoldoende inspanningen hebben geleverd om aan het exhibitiebevel te voldoen, ondanks de complexiteit van de situatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis van 22 juli 2020
in zaak C/09/437955 / HA ZA 2013-210 van

1.FKP SOJUZPLODOIMPORT, te Moskou, Russische Federatie,

2.
FGUP VO SOJUZPLODOIMPORT,te Moskou, Russische Federatie,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
eiseressen in het incident ex artikel 223 Rv,
advocaat: mr. J.C.H. van Manen,
tegen

1.SPIRITS INTERNATIONAL B.V., voorheen te Rotterdam, thans te Luxemburg,

2.
SPIRITS PRODUCT INTELLECTUAL PROPERTY B.V.,voorheen te Delft, thans te Luxemburg,
3.
S.P.I. SPIRITS (CYPRUS) LIMITED,te Limassol, Cyprus,
4.
ZAO SOJUZPLODIMPORT, te Moskou, Russische Federatie
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
verweersters in het incident ex artikel 223 Rv,
advocaat: mr. B.J. Berghuis van Woortman,
Partijen blijven aangeduid als FKP cs, FKP en FGUP enerzijds en anderzijds als Spirits cs, Spirits International, Spirits Product, Spirits Cyprus en ZAO.
De zaak is inhoudelijk behandeld voor FKP cs door mrs. J.C.H. van Manen en L.E. Fresco, en voor Spirits cs door mrs. B.J. Berghuis van Woortman en P.L. Tjiam, allen advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 8 mei 2019 in het door Spirits cs opgeworpen exhibitie-incident en de daarin genoemde stukken;
  • het vonnis van 9 oktober 2019 waarbij het verzoek tot het openstellen van tussentijds hoger beroep is afgewezen;
  • het verzoek tot voorlopige voorziening (artikel 223 Rv) van FKP cs van 6 mei 2020, tevens overlegging producties EP309 tot en met EP321;
  • de akte houdende antwoord verzoek op voorlopige voorziening art 223 Rv van 3 juni 2020 met producties GP498 tot en met GP505;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 24 juni 2020 en de daarin genoemde stukken;
 de tijdens de comparitie genomen akte overlegging reactieve producties in verzoek tot voorlopige voorziening van FKP cs van 11 juni 2020 met producties EP334 tot en met EP348;
 de tijdens de comparitie genomen akte overlegging productie 506 in de voorlopige voorziening art. 223 Rv, van Spirits cs van 16 juni 2020, met productie GP506;
1.2.
Partijen hebben hun standpunten mondeling bepleit tijdens de comparitie van partijen op 24 juni 2020. De pleitnotities behoren tot de processtukken.
1.3.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Zij hebben geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om feitelijke onjuistheden te corrigeren.
1.4.
Tot slot is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het in deze procedure gewezen vonnis van 8 mei 2019 in het door Spirits cs opgeworpen exhibitie-incident (hierna: ‘het exhibitie vonnis’) bevat – voor zover hier van belang – het volgende bevel aan FKP cs:
4.1.
gebiedt FKP cs binnen zes maanden na betekening van dit vonnis aan Spirits cs afschrift te verstrekken van de documenten die zijn vermeld in de door Spirits cs als producties 146 t/m 167 overgelegde minutes of the raids, met uitzondering van de daarin vermelde documenten (a) waarover Spirits cs reeds beschikt en/of (b) die deel uitmaken van de Australische en/of de Amerikaanse discoveryprocedure;
4.2.
beveelt FKP cs om aan Spirits cs een dwangsom te voldoen van € 10.000, voor iedere dag of dagdeel dat FKP cs in gebreke blijven te voldoen aan het onder 4.1 bedoelde veroordeling of enig gedeelte daarvan;
(...)
4.4.
verklaart de onder 4.1 en 4.2 bedoelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Het onder 4.1 bedoelde bevel zal hierna ook worden aangeduid als ‘het exhibitiebevel’.
2.2.
In het exhibitie vonnis is overwogen (in r.o. 3.39):
“FKP cs worden veroordeeld tot het verstrekken van afschrift van deze documenten aan Spirits cs, die op grond van artikel 843a Rv de kosten daarvoor dragen. Het ligt voor de hand dat partijen eerst, in samenspraak met de advocaten in de Australische en Amerikaanse procedures, inventariseren welke resterende documenten FKP cs ter uitvoering van deze veroordeling dienen over te leggen en dat FKP cs, na een begroting te hebben gemaakt van de met het verstrekken van afschrift gemoeide kosten, overgaat tot verstrekking van de bevolen afschriften.”
2.3.
Op 3 juni 2019 hebben FKP cs aan Spirits cs een lijst gestuurd met documenten die zijn genoemd in de Russische beslagverslagen, met het verzoek te specificeren welke van die documenten in het bezit van Spirits cs waren en welke documenten waren ingebracht in de Australische en/of Amerikaanse (
discovery) procedures.
2.4.
Tijdens een regiezitting in de hoofdzaak op 16 juli 2019 hebben partijen de volgende, in het bericht van de rechtbank van 18 juli 2019 weergegeven, afspraken gemaakt:
“Partijen hebben afgesproken dat Spirits binnen een week op de lijst van FKP zal invullen over welke stukken zij wel/niet beschikt en voor welke stukken dat niet duidelijk is (‘de vraagtekens’). Ook zal Spirits binnen een week doorgeven wanneer zij duidelijkheid kan verschaffen over ‘de vraagtekens’. FKP gaat ondertussen, mede aan de hand van de door Spirits ingevulde lijst, door met het verzamelen en verstrekken van de stukken waarvan Spirits heeft ingevuld daarover niet te beschikken.”
2.5.
Op 16 juli 2019 heeft de deurwaarder het exhibitie vonnis betekend ten aanzien van FKP en FGUP aan het parket van het openbaar ministerie te Den Haag. Op 20 december 2019 is het exhibitie vonnis, voorzien van een Russische vertaling, door het Russische openbaar ministerie betekend aan FGUP.
2.6.
Op 23 juli 2019 hebben Spirits cs een overzicht gestuurd aan FKP cs van de beslagen documenten, met de volgende toelichting:
2.7.
Op 1 augustus 2019 hebben de advocaten van FKP cs het volgende geschreven aan de advocaten van Spirits cs:
(…)
(…)
2.8.
FKP cs stelden in hun brief van 1 augustus 2019 voor om het Russische advocatenkantoor ZKS in te schakelen om de documenten van de Russische autoriteiten te verkrijgen. Volgens de inschatting van ZKS zou daarmee € 85.000 aan kosten gemoeid zijn. FKP cs verzochten Spirits cs om betaling van een voorschot van € 50.000 en lieten weten dat ZKS na ontvangst van het voorschot opdracht zou krijgen tot uitvoering van de zoekwerkzaamheden.
2.9.
Verder vroegen FKP cs aan Spirits cs om uiterlijk op 7 augustus 2019 de volgende informatie te verschaffen:
2.10.
Spirits cs hebben in hun brief van 11 september 2019 aan FKP cs laten weten dat zij niet instemden met inschakeling van ZKS en betaling van een voorschot. Zij hebben voorts hun aanspraak op de 843a-documenten ingeperkt tot een lijst van 6 pagina's (hierna: ‘de 11 september-lijst’). De daarop vermelde documenten zijn in beslag genomen tijdens de strafrechtelijke beslagleggingen op het kantoor van ZAO Spirits cs in Moskou op 31 mei 1999, 11 juni 1999, 29 mei 2000, 30 mei 2000, 31 mei 2000 en 1 juni 2000. Verder gaven Spirits cs in deze brief te kennen dat zij instemden met verlenging van de termijn voor het verstrekken van die documenten tot 11 maart 2020.
2.11.
Op 26 september 2019 en 8 november 2019 hebben FKP cs hun verzoek om betaling van een voorschot van € 50.000 euro herhaald. Verder schreven FKP cs:
(…)
2.12.
Op 10 januari 2020 antwoordde Spirits cs:
2.13.
Op 12 maart 2020 hebben FKP cs aan Spirits cs laten weten dat zij een deel van de 843a-documenten hadden weten te achterhalen en zetten zij uiteen tegen welke problemen zij aanliepen bij het achterhalen van de andere 843a-documenten. Verder verzochten zij Spirits cs een volmacht te verstrekken aan ZKS.
2.14.
In de daaropvolgende verdere discussie, hebben Spirits cs een deel van de documenten van de 11 september-lijst geschrapt en hun aanspraak beperkt tot de
documenten die zij hebben opgenomen op hun lijst d.d. 31 mei 2020 (hierna: ‘de 31 mei-lijst’).
Waar hierna wordt gesproken over ‘de 843a-documenten’, gaat het – tenzij anders vermeld – om de documenten op de 31 mei-lijst.
2.15.
FKP cs hebben géén van de 843a-documenten aan Spirits cs verstrekt. Spirits cs stellen zich daarom op het standpunt dat FKP cs niet aan het bevel voldoen en vanaf 11 maart 2020 dwangsommen verbeuren.

3.Het geschil

3.1.
FKP cs vorderen, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis – zakelijk weergegeven:
I.
primair:de tenuitvoerlegging van het exhibitiebevel te schorsen, althans de tenuitvoerlegging op te schorten tot op zijn vroegst zes maanden na de datum dat:
a. Spirits cs alsnog een voor FKP cs verifieerbaar en volledig correct overzicht hebben verstrekt van eventuele resterende 843a-documenten;
b. Spirits cs het verzochte voorschot van EUR 85.000 voor de aan het exhibitiebevel verbonden kosten aan FKP cs hebben betaald; en
c. Spirits cs (althans ZAO) de door FKP cs verzochte volmacht hebben/heeft verstrekt en FKP cs hun zoektocht bij de Russische autoriteiten na opheffing van de Covid-19 beperkingen hebben kunnen voortzetten,
danwel (meer) subsidiair, op de termijn en onder de voorwaarden die de rechtbank in goede justitie zal bepalen;
subsidiair:op grond van artikel 611d Rv, [1] de dwangsommen als bedoeld in dictum sub 4.2 van het exhibitie vonnis op te heffen, althans de tenuitvoerlegging te schorsen of op te schorten, zo nodig met terugwerkende kracht, voor het geval dat de rechtbank van mening is dat vóór de datum van de uitspraak op de voorlopige voorziening dwangsommen verbeurd zijn, tot zes maanden na de datum dat:
a. Spirits cs alsnog een voor FKP cs verifieerbaar en volledig correct overzicht hebben verstrekt van eventuele resterende 843a-documenten;
b. Spirits cs het verzochte voorschot van EUR 85.000 voor de aan het exhibitiebevel verbonden kosten aan FKP cs hebben betaald; en
c. Spirits cs (althans ZAO) de door FKP cs verzochte volmacht hebben/heeft verstrekt en FKP cs hun zoektocht bij de Russische autoriteiten na opheffing van de Covid-19 beperkingen hebben kunnen voortzetten,
danwel (meer) subsidiair, op de termijn en onder de voorwaarden die de rechtbank in goede justitie zal bepalen;
II primair en (meer) subsidiair Spirits cs hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten van de voorlopige voorziening.
3.2.
Samengevat stellen FKP cs het volgende:
  • i) het exhibitie vonnis is niet rechtsgeldig betekend;
  • ii) Spirits cs weigeren ten onrechte de kosten verbonden aan de tenuitvoerlegging van het exhibitiebevel te vergoeden;
  • iii) Spirits cs hebben geen juiste opgave gedaan van de 843a-documenten;
  • iv) de Nederlandse advocaten van FKP cs hebben pas recent toegang gekregen tot Spirits' cs
  • v) FKP cs hebben alles gedaan wat in hun macht ligt om documenten op te vragen bij de Russische staat.

4.De beoordeling

4.1.
FKP cs hebben de voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv gevraagd in de aanloop naar de comparitie van partijen in de hoofdzaak. Spirits cs werpen een aantal procedurele bezwaren daartegen op. Zij voeren onder meer aan dat FKP cs de rechtbank in strijd met artikel 21 Rv niet volledig en juist voorlicht over de tenuitvoerlegging van het exhibitiebevel. De rechtbank gaat hieraan voorbij, net als aan het spiegelbeeldige verwijt van FKP cs dat Spirits cs op hun beurt de rechtbank niet naar waarheid voorlichten. De rechtbank laat ook de over en weer door partijen gemaakte opmerkingen over elkaars processtrategie en de aan elkaar toegeschreven werkelijke bedoelingen voor wat ze zijn.
4.2.
Spirits cs wijzen op de instructie van de rechtbank van 2 april 2020, die inhoudt dat, tenzij een andersluidende instructie wordt gegeven, geen inhoudelijke aktes of conclusies zullen worden toegestaan voor of ter gelegenheid van de zitting. Deze instructie ziet op de behandeling van de hoofdzaak, in de aanloop naar de comparitie van partijen. Deze instructie doet niet af aan de bevoegdheid van FKP cs om op grond van artikel 223 lid 1 Rv ‘tijdens een aanhangig geding’ een voorlopige voorziening te vragen. Nu artikel 223 Rv niet voorschrijft op welk tijdstip een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden ingesteld, kan een vordering ex artikel 223 Rv overeenkomstig de hoofdregel voor incidentele vorderingen in iedere stand van de behandeling worden ingesteld.
4.3.
Het betoog van Spirits cs dat het handelen van FKP cs kwalificeert als misbruik van procesrecht en strijdig is met de eisen van de goede procesorde, gaat niet op. Spirits cs voeren daartoe in de eerste plaats aan dat het incident is opgeworpen met het doel alsnog een inhoudelijke conclusie aan de rechtbank voor te leggen. In de conclusie van eis in het incident wordt echter niet ingegaan op geschilpunten in de hoofdzaak, maar op het exhibitiebevel en de door FKP cs gevraagde voorziening. FKP cs hebben toegelicht dat zij het incident hebben opgeworpen omdat Spirits cs zich op het standpunt stelden dat FKP cs dwangsommen verbeuren en verklaard heeft voornemens te zijn die dwangsommen te executeren. Verder volgt uit de navolgende beoordeling dat het incident van FKP cs niet op voorhand als kansloos kan worden aangemerkt, zoals Spirits cs aanvoeren. Spirits cs wijzen tot slot erop dat FKP cs het incident hebben opgeworpen op een tijdstip vlak voorafgaand aan de zittingen in de hoofdzaak, met als gevolg dat de voorbereidingen van Spirits cs worden verstoord. Dat is op zichzelf geen grond om aan te nemen dat FKP cs misbruik van procesrecht hebben gemaakt of in strijd met de eisen van de goede procesorde hebben gehandeld, zeker als in aanmerking wordt genomen dat FKP cs dit incident in iedere stand van het geding kunnen opwerpen en zij volgens Spirits cs dwangsommen verbeuren.
4.4.
De vordering ex artikel 223 Rv moet samenhangen met de hoofdvordering. [2] Verder leidt het algemene vereiste dat een eisende partij belang moet hebben bij haar vordering, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een voorziening op grond van artikel 223 Rv, ertoe dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn, in die zin dat van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht.
4.5.
In materiële zin is de primaire vordering van FKP cs primair een executiegeschil met betrekking tot het exhibitiebevel, met dezelfde inhoud en strekking als een geschil ex artikel 438 Rv. Volgens Spirits cs is artikel 223 Rv niet bedoeld voor een executiegeschil, dat FKP cs volgens hen bij de voorzieningenrechter aanhangig moeten maken. Spirits cs wijzen op artikel 438 Rv, dat bepaalt dat executiegeschillen voor de rechtbank worden gebracht [3] en voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening voor de voorzieningenrechter kunnen worden gebracht. [4] Artikel 438 Rv staat echter niet eraan in de weg dat FKP cs nu in dit incident ex artikel 223 Rv materieel een executiegeschil opwerpen; het is geen ten opzichte van artikel 223 Rv exceptieve bevoegdheidsregeling. Bepalend voor de toelaatbaarheid van de vordering van FKP cs in het incident, is of deze voldoet aan de eisen van artikel 223 Rv.
4.6.
Spirits cs hebben geen opmerkingen gemaakt over de toelaatbaarheid in dit incident van de subsidiaire vordering. Met juistheid nemen partijen daarmee tot uitgangspunt dat die vordering als incident ex artikel 223 Rv kan worden ingesteld.
4.7.
Artikel 223 Rv stelt geen beperking aan het soort voorziening dat kan worden gevorderd; in beginsel kan iedere voorziening op deze grondslag worden gevorderd. Artikel 223 Rv eist alleen dat de gevraagde voorziening moet samenhangen met het hoofdgeding. Nadere eisen worden niet gesteld. Verder moet het begrip ‘samenhang’ in de zin van artikel 223 lid 2 Rv niet te beperkt worden opgevat. [5]
4.8.
Spirits cs betogen dat de vereiste samenhang met de hoofdvordering in de zin van artikel 223 lid 2 Rv ontbreekt, omdat de verzochte voorzieningen betrekking hebben op het exhibitiebevel, waarover de rechtbank definitief heeft geoordeeld in het exhibitie vonnis. Dit betoog gaat niet op. Het exhibitiebevel is als incidentele veroordeling in de hoofdzaak gegeven. Het geschil in de hoofdzaak is de ‘rechtsbetrekking in geschil’ in verband waarmee het exhibitiebevel is gegeven. Daarmee is het exhibitiebevel onlosmakelijk verbonden met de hoofdzaak. Nu het exhibitiebevel onlosmakelijk is verbonden met de hoofdzaak, is voldaan aan het samenhang vereiste van artikel 223 lid 2 Rv, zowel voor het gerezen executiegeschil over het exhibitiebevel als de subsidiair gevraagde voorziening ten aanzien van de dwangsommen. De omstandigheid dat het exhibitie incident in deze instantie is afgedaan, maakt dat niet anders.
4.9.
De hoofdzaak is naar de rol van 20 oktober 2020 verwezen voor het wijzen van vonnis. Nu FKP cs, in de optiek van Spirits cs, inmiddels iedere dag dwangsommen verbeuren, is de door hen gevraagde voorziening dringend in de zin van artikel 223 Rv. De rechtbank voegt daaraan toe dat het de proceseconomie ten goede komt om de nu gerezen kwesties over tenuitvoerlegging van het exhibitiebevel op deze wijze in deze instantie aan de orde te laten komen.
4.10.
Gezien het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van Spirits cs om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van FKP cs niet-ontvankelijk te verklaren en daarmee buiten het dossier te laten, af. De rechtbank zal het incident inhoudelijk beoordelen.
De 843a-documenten
4.11.
Eerst staat de rechtbank stil bij de vraag welke documenten binnen de reikwijdte vallen van het exhibitiebevel. Dat zijn documenten die in beslag zijn genomen bij ZAO in het kader van verschillende strafrechtelijke procedures, onder meer tegen [A] en [C] (hierna: ‘de beslagen documenten’). Het exhibitiebevel heeft geen betrekking op de documenten uit de Australische en Amerikaanse
discovery(hierna: de
discovery-documenten).
4.12.
Spirits cs beschikken reeds over (afschriften van) een deel van de beslagen documenten, onder andere omdat deze deels aan ZAO zijn geretourneerd. Zo hebben zij toegang gekregen tot beslagen documenten uit het [C] -dossier en zijn zes verhuisdozen beslagen documenten teruggegeven aan ZAO. Het exhibitiebevel dwingt FKP cs niet om documenten te verstrekken waar Spirits cs reeds over beschikken.
4.13.
Het exhibitiebevel ziet dus op de (a) niet aan ZAO geretourneerde beslagen documenten, (b) die zich niet in de Australische of Amerikaanse
discoverybevinden. Het gaat uiteindelijk om twee groepen documenten: (i) de aan FGUP geretourneerde beslagen documenten en (ii) de niet geretourneerde beslagen documenten. Spirits cs beperken hun aanspraak tot de documenten vermeld op de 31 mei-lijst, die volgens hen binnen de reikwijdte van het exhibitiebevel vallen.
Ad (i) de aan FGUP geretourneerde beslagen documenten
4.14.
In 2009 zijn beslagen documenten aan FGUP geretourneerd. Dat zijn documenten uit de administraties van VO en VVO die volgens FKP cs onder een speciaal vertrouwelijkheidsregime vielen, waar VAO en ZAO geen toegang toe hadden. Deze documenten zijn daarom geretourneerd aan FGUP, als rechtsopvolger van VO/VVO. FGUP heeft deze documenten in 2009 weer overgedragen aan het Russische ministerie van landbouw, omdat zij deze documenten niet met de vereiste waarborgen kon opslaan. Volgens FKP cs heeft het ministerie van landbouw deze documenten, met uitzondering van enkele logboeken en registers, vernietigd vanwege het verlopen van de daarvoor geldende bewaartermijn. Spirits cs betwisten dit gemotiveerd.
4.15.
Het Russische ministerie van landbouw, waar FKP cs onder ressorteren, weigert vanwege het toepasselijk vertrouwelijkheidsregime aan FKP cs een lijst te verstrekken van de volgens FKP cs vernietigde documenten en van de documenten die nog in haar bezit zijn. Dit ministerie heeft aan FKP cs geschreven:
“The remaining logbooks, cases and accounting books of record are documents with the permanent storage time and are not subject to declassification. Original documents for their further storage or copies of these documents and certificates on destruction could be sent by courier communication in the prescribed manner only to organizations authorized to perform secret works and having an official secrets protection department, in accordance with the requirements of the “Instructions for secrecy in the Russian Federation” approved by the Decree of the Government of the Russian Federation of January 5, 2004.”
Ad (ii) de niet geretourneerde beslagen documenten
4.16.
De niet geretourneerde beslagen documenten zijn overgeheveld van het ene naar het andere dossier. In het [C] -dossier zaten ook beslagen documenten uit het [A] -dossier. Volgens FKP cs zijn de restanten van het [A] -dossier ondanks de inspanningen van verschillende Russische instanties niet meer terug te vinden. FKP cs stellen dat een deel van deze beslagen documenten uit het [A] -dossier zich mogelijk bevindt in het dossier in de lopende strafzaak tegen [X] , dat weer is gevoegd bij het inmiddels gesloten dossier in de strafzaak tegen [B] .
4.17.
Vaststaat dat FKP cs in 2018 en begin 2019, toen zij documenten moesten achterhalen voor de Australische
discovery, toegang hebben gekregen tot het [X] / [B] dossier. In ieder geval heeft een vertegenwoordiger van FKP 18 uur lang de dossiers van [B] en [X] bestudeerd en in 25 van de 325 binders 900 voor de Australische procedure relevante pagina’s aangetroffen. Volgens FKP cs zijn de Russische autoriteiten in juli 2019 van gedachten veranderd over de toegang tot dit dossier:
“FKP, despite various efforts, has not been granted permission to visit the IC to review the [X] / [B] files again after July 2019. We learned during a later meeting at the IC that it does not consider it appropriate for FKP to review those files.”
De primaire vordering
4.18.
Nu de primaire vordering in materiele zin een executiegeschil is, met dezelfde inhoud en strekking als een vordering of executiegeschil ex artikel 438 Rv, zal de rechtbank de voor executiegeschillen geldende maatstaf toepassen. Dat betekent dat als uitgangspunt geldt dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag. Verder moet, indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. [6]
4.19.
Het exhibitiebevel is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zonder een motivering op dat onderdeel. De rechtbank heeft het door FKP cs gevraagde appelverlof voor het exhibitie vonnis afgewezen. FKP cs kunnen te zijner tijd, tegelijk met het eindvonnis in de hoofdzaak, hoger beroep instellen tegen het exhibitie vonnis. Zij hebben aangekondigd dat te zullen doen, omdat zij zich niet kunnen vinden in het exhibitiebevel. Zij lichten toe dat de thans gevraagde voorziening van belang is omdat zij niet in staat zijn (verder) te voldoen aan het exhibitiebevel.
4.20.
FKP cs leggen vijf gronden aan hun vorderingen ten grondslag, waaruit in hun optiek volgt dat zij een zwaarwegend belang hebben bij toewijzing van de primaire vordering. FKP cs stellen dat de gevraagde voorziening haar belang dient om niet te worden geconfronteerd met onterechte en onomkeerbare executiemaatregelen. Dat belang moet volgens FKP cs zwaarder wegen dan het belang van Spirits cs om snel over de 843a-documenten te kunnen beschikken. Spirits cs voeren op hun beurt aan dat zij een zwaarwegend belang hebben bij afwijzing van de incidentele vorderingen. Spirits cs wijzen erop dat zij de 843a-documenten nodig hebben om hun standpunten in de hoofdzaak (verder) te onderbouwen. Daarnaast betogen Spirits cs dat tussen partijen geen gelijk speelveld bestaat zolang de documenten niet (ook) in het bezit van Spirits cs zijn. Daarbij weegt voor Spirits cs mee dat de in beslag genomen documenten in hun optiek aan hen toebehoren en dat de Russische Staat, die de documenten in beslag heeft genomen, de materiële wederpartij is, althans de direct belanghebbende en enig begunstigde in de hoofdzaak.
4.21.
De rechtbank zal nu de gronden van de vorderingen van FKP cs bespreken, te weten achtereenvolgens: (1) de betekening van het exhibitie vonnis, (2) de weigering van Spirits cs om de kosten verbonden aan hun 843a Rv verzoek te vergoeden, (3) de recente toegang van de Nederlandse advocaten van FKP cs tot Spirits'
discoveryin de VS, (4) de door FKP cs gestelde onjuiste opgave van de 843a-documenten door Spirits cs en (5) de inspanningen van FKP cs om de 843a-documenten te achterhalen.
Ad 1. de betekening van het exhibitie vonnis
4.22.
FKP cs stellen dat het exhibitie vonnis niet aan FKP is betekend. Verder zetten zij uiteen dat het voor hen van belang is te weten of en zo ja met ingang van welke datum zij mogelijk dwangsommen verbeuren. Zij leggen dit punt zowel aan hun primaire als hun subsidiaire vordering ten grondslag.
4.23.
Spirits cs wijzen met juistheid erop dat FKP cs vanaf het wijzen van het exhibitie vonnis verplicht waren om het daarin vervatte exhibitiebevel na te leven, aangezien vonnissen in beginsel van rechtswege werken. [7] Dat neemt niet weg dat FKP cs ook in het kader van de toetsing van hun primaire vordering belang hebben bij beoordeling van het geschil over betekening van het exhibitie vonnis, dat van betekenis is voor de vraag of, en zo ja, met ingang van welke datum, zij dwangsommen hebben verbeurd.
4.24.
Zolang geen rechtsgeldige betekening heeft plaatsgevonden, worden geen dwangsommen verbeurd. [8] De strekking daarvan is dat het de schuldenaar duidelijk moet zijn vanaf welk moment hij dwangsommen gaat verbeuren indien hij niet aan de veroordeling voldoet. Het is daarom van groot belang dat de schuldenaar zekerheid heeft over het moment van betekening. Daarom moet worden aangenomen dat ingeval betekening niet in overeenstemming met de desbetreffende voorschriften is geweest, de betekening niet rechtsgeldig is en dat voor de toepassing van artikel 611a lid 3 Rv geen betekening heeft plaatsgevonden.
4.25.
De rechtbank zal derhalve de betekening bezien. Omdat FGUP en FKP geen bekende woon- en verblijfplaats in Nederland hebben, maar wel in Rusland, moest het exhibitie vonnis worden betekend overeenkomstig artikel 55 Rv. Met toepassing van die bepaling is het exhibitie vonnis betekend bij het parket van het openbaar ministerie te Den Haag. [9] Als is voldaan aan de vereisten van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is de betekening volgens het in Nederland geldende systeem van fictieve betekening voltooid. [10]
4.26.
Vervolgens regelt het Haags Betekeningsverdrag 1965 [11] in aanvulling daarop de rechtshulp inzake de kennisgeving van gerechtelijke stukken, waaronder in dit geval het exhibitie vonnis, in het buitenland. De door Nederland gesloten rechtshulpverdragen, waaronder het Haags Betekeningsverdrag 1965 laten het systeem van (fictieve) betekening overeenkomstig het Nederlandse recht echter onaangetast. Zij brengen ook overigens – behoudens het hier niet toepasselijk artikel 15 Haags Betekeningsverdrag 1965 – geen wijziging van het Nederlands recht met zich. Terwijl het Haags Betekeningsverdrag 1965 de aanvullende regels bevat waarlangs de verzending tussen de verdragstaten dient te verlopen, wordt (het tijdstip van) de betekening van het exhibitie vonnis dus uitsluitend bepaald door het Nederlandse procesrecht, in dit geval artikel 55 Rv.
4.27.
Spirits cs hebben het gelijk aan hun zijde met hun standpunt dat het exhibitie vonnis op 16 juli 2019 is betekend. De in het exhibitie vonnis opgenomen termijn van zes maanden is toen gaan lopen. Gezien de door Spirits cs aan FKP cs gegunde verlenging van die termijn tot 11 maart 2020, hebben FKP cs na laatstgenoemde datum dwangsommen verbeurd indien zij niet aan het exhibitiebevel hebben voldaan.
Ad 2. de weigering van Spirits cs om de kosten verbonden aan het exhibitiebevel te vergoeden
4.28.
Dit punt betreft het door FKP cs aan Spirits cs gevraagde voorschot voor de kosten van het advocatenkantoor ZKS. Spirits cs merken met juistheid op dat de rechtbank FKP cs in het exhibitie vonnis niet heeft bevolen een voorschot te betalen voor de kosten van de exhibitie en evenmin heeft bevolen dat pas behoeft te worden aangevangen met de exhibitie als een voorschot is voldaan. Spirits cs zijn op grond van het exhibitie vonnis dus niet gehouden om een voorschot te voldoen en FKP cs dienen aan het exhibitiebevel te voldoen, ongeacht de vraag of Spirits cs het door FKP cs gewenste voorschot voldoen.
4.29.
In de wetgeschiedenis staat het volgende over de in artikel 843a Rv bedoelde kosten:
“Tot de kosten waarop wordt gedoeld behoren in ieder geval kosten die zijn gemaakt om de gevraagde informatie op te sporen en in afschrift te verstrekken. Kosten van ingeschakelde rechtsbijstand van een advocaat behoren daartoe niet.” [12]
Als FKP cs om de door hen genoemde redenen, zoals het vergemakkelijken van het zoeken en het verminderen van de druk op hun interne capaciteit, ZKS wenst in te schakelen, dienen zij dat dus voor eigen rekening te doen. De omstandigheid dat Spirits cs geen voorschot willen betalen voor inschakeling van ZKS, is dus niet relevant voor de vraag of FKP cs aan het exhibitiebevel hebben voldaan.
4.30.
FKP cs merken nog op dat het niet gerechtvaardigd is dat Spirits cs hen ‘met dwangsommen om de oren slaan’ terwijl zij weigeren andere substantiële bedragen te betalen, waartoe zij eerder zijn veroordeeld door Nederlandse rechters (juridische kosten, dwangsommen, schade, winstafdracht en het stellen van een bankgarantie van 6 miljoen euro). FKP cs stellen in dit verband dat de aandeelhouders van Spirits cs de vennootschap(pen) vrijwel leeggehaald hebben, waardoor FKP cs vrezen dat zij hun vorderingen niet meer kunnen verhalen op Spirits cs. Ook als dit klopt – wat onbesproken kan blijven – geldt dat FKP cs bij gebreke van een aanspraak op vergoeding van de kosten van ZKS, geen aanspraak hebben op een voorschot daarop.
4.31.
Het voorgaande wordt niet anders door de overweging in het tussenvonnis (in r.o. 4.39) dat FKP cs na een begroting te hebben gemaakt over de met het verstrekken van afschrift gemoeide kosten, overgaat tot verstrekking van de bevolen afschriften. Dat was een praktische suggestie van de rechtbank ter voorkoming van geschillen over de met de exhibitie gemoeide kosten die wel voor rekening van Spirits cs kunnen komen. Deze suggestie had dus geen betrekking op kosten van inschakeling van een advocaat.
Ad 3. de door FKP cs gestelde onjuiste opgave van de 843a-documenten door Spirits cs
4.32.
FKP cs stellen dat de opgave door Spirits cs onjuist is omdat (a) zij reeds beschikken over vele 843a-documenten, (b) de vage, generieke omschrijvingen de zoektocht van FKP cs bemoeilijken en (c) Spirits cs al over alle voor hen relevante documenten op de 11 september-lijst beschikken.
Sub b. de gesteld vage en generieke aanduidingen
4.33.
Met Spirits cs is de rechtbank van oordeel dat de door FKP cs als vaag en generiek geduide omschrijvingen hun opgave niet onjuist of te vaag maken. De omschrijvingen zijn ontleend aan de aanduiding van de beslagen bescheiden door de Russische autoriteiten in de
seizure minutesvan de beslagleggingen. Niet Spirits cs, maar de Russische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor dit gesteld bemoeilijken van de zoektocht naar de bescheiden. Spirits cs wijzen verder erop dat de locatie waar de 843a-documenten zich destijds bevonden wél duidelijk is gespecificeerd. Volgens Spirits cs moeten FKP cs zoeken op de locaties waar de betreffende 843a-documenten voor het laatst zijn getraceerd, die Spirits cs zo nauwkeurig mogelijk hebben aangeduid.
Sub a en c. het gesteld reeds beschikken over 843a-documenten
4.34.
FKP cs stellen dat zij vele 843a-documenten hebben teruggevonden in de eigen
discoveryvan Spirits cs in de Australische en Amerikaanse procedures en op de inventarislijsten van de zes dozen aan Spirits cs geretourneerde bescheiden. Volgens FKP cs beschikken Spirits cs zelfs over alle voor haar relevante 843a-documenten. Zij stellen daartoe dat inmiddels duidelijk is dat de aandeelhouders van Spirits cs (kopieën van) documenten uit de archieven van VVO, VAO en ZAO hebben verplaatst naar locaties buiten Rusland. Al met al beschikken Spirits cs volgens FKP cs over veel meer documenten dan zij doen voorkomen. FKP cs stellen dat zij dit niet kunnen verifiëren en dat de exhibitie een gebed zonder eind dreigt te worden.
4.35.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aannames die FKP cs aan deze stelling ten grondslag leggen niet (voldoende) geconcretiseerd of onderbouwd. De gevolgtrekkingen van FKP cs zijn gebaseerd op een te smalle basis; zo leiden FKP cs uit een brief waarin staat dat Spirits cs de beschikking hebben gekregen over kopieën van documenten af dat Spirits cs (kopieën van) documenten uit de archieven van VVO, VAO en ZAO hebben verplaatst naar locaties buiten Rusland. Daarmee is echter niet gezegd dat Spirits cs reeds beschikken over alle 843a-bescheiden of (over de hele linie) een onjuiste opgave hebben gedaan. Dat de 11 september-lijst enkele documenten als ‘missing’ vermeldt die Spirits cs reeds hebben verkregen, maakt de opgave door Spirits cs niet integraal onjuist. Bovendien hebben Spirits cs dit aangepast op de 31 mei-lijst. FKP cs hebben derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Spirits cs alle 843a-documenten al in hun bezit hebben.
4.36.
Anders dan FKP cs betogen, is het niet aan Spirits cs om te bewijzen dat zij niet beschikken over de 843a-documenten. Het uitgangspunt is dat FKP cs aan het exhibitiebevel dienen te voldoen, niet dat zij daar pas toe zijn gehouden als Spirits cs hebben aangetoond dat zij de onder het exhibitiebevel vallende stukken niet hebben.
4.37.
In hun commentaar op de 11 september-lijst hebben FKP cs een aantal documenten als ‘
obviously irrelevant’ aangemerkt. Het staat FKP cs echter niet vrij om bij de uitvoering van het exhibitiebevel eigenstandig documenten als niet relevant aan te merken en om die reden niet te verstrekken. De verwijzing van FKP cs naar het oordeel in de Amerikaanse
discovery, dat de zich nog bij het ministerie van landbouw bevindende, niet vernietigde beslagen documenten niet relevant zijn, kan hen niet baten. Zoals in het tussenvonnis (in r.o. 3.20) is geoordeeld, dient de rechtbank het geschil – deze keer over de executie van het exhibitiebevel – eigenstandig te beoordelen naar het daarop toepasselijk Nederlands burgerlijk procesrecht. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het oordeel van de Amerikaanse rechter, in het kader van de
discoverynaar Amerikaans recht.
4.38.
Ook hier geldt tot slot dat wat in het exhibitie vonnis (in r.o. 3.39) is overwogen over de praktische uitvoering van het exhibitiebevel enkel een – overigens voor de hand liggende – praktische suggestie is. Het staat partijen vrij om die suggestie al dan niet op te volgen. Die suggestie doet niet af aan de plicht van FKP cs om het bevel uit te voeren, ongeacht of Spirits cs een opgave van de ontbrekende stukken verschaft. Hetzelfde geldt voor de praktische afspraak die partijen tijdens de regiezitting van 16 juli 2019 hebben gemaakt. Die afspraak bevrijdt FKP cs niet van de plicht om – los van wat Spirits cs doen of nalaten – aan het exhibitiebevel te voldoen.
4.39.
FKP cs kunnen dus niet worden gevolgd in hun betoog dat het aan Spirits cs is de missende 843a-documenten alsnog specifiek te benoemen nadat zij hebben onderzocht welke documenten zij reeds hebben. Anders dan FKP cs stellen, is het voor hen nu al mogelijk om aan het exhibitie vonnis te voldoen.
Ad 4. de recente toegang van de Nederlandse advocaten van FKP cs tot Spirits'discoveryin de VS
4.40.
Het door Spirits cs opgeworpen exhibitie incident zag in eerste instantie ook op de stukken die FKP cs in de Australische en Amerikaanse procedures hadden ingebracht in het kader van de
discovery. Tijdens de zitting van 28 maart 2019 hebben partijen de afspraak gemaakt dat zij elkaar toegang zouden verlenen tot elkaars
discovery-documenten. FKP cs en Spirits cs betichten elkaar nu over en weer van het dwarsbomen van en het veroorzaken van vertraging in de uitvoering van de ter zitting gemaakte afspraak. De rechtbank laat deze beschuldigingen voor wat ze zijn. Dit geschilpunt gaat namelijk over stukken die – vanwege de ter zitting gemaakte afspraak – zijn uitgezonderd van het exhibitiebevel. Deze afspraak neemt niet weg dat FKP cs op grond van het exhibitiebevel de in beslaggenomen documenten die zich bij de Russische autoriteiten bevinden moeten opvragen en aan Spirits cs verstrekken, zolang niet duidelijk is dat die documenten in de
discoverieszijn ingebracht.
Ad 5. De inspanningen van FKP cs om de 843a-documenten te achterhalen
4.41.
FKP cs stellen dat zij zich voldoende hebben ingespannen om de 843a-documenten te achterhalen. Zij zetten uiteen wat zij hebben gedaan en hoe zij daarbij worden geconfronteerd met een weigerachtige houding van Russische instanties om beslagen documenten aan hen te verstrekken, zodat FKP cs aan het exhibitiebevel kunnen voldoen.
4.42.
In hoeverre FKP cs zich (voldoende) hebben ingespannen om de 843a-documenten te achterhalen en aan het exhibitiebevel te voldoen kan in het midden blijven. De rechtbank onderschrijft namelijk niet het betoog van FKP cs dat erop neerkomt dat zij aan het exhibitiebevel hebben voldaan, omdat zij alles wat in hun macht lag zouden hebben gedaan om de 843a-documenten boven water te krijgen, zodat zij deze aan Spirits cs konden verstrekken. De rechtbank licht dat als volgt toe.
4.43.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de stellingen van FKP cs over – samengevat – onvoldoende medewerking van Spirits cs door geen voorschot te willen betalen voor ZKS en het volgens FKP cs doen van een onjuiste opgave – niet opgaan en ook de eigenstandige verplichting van FKP cs om aan het exhibitiebevel te voldoen niet wegnemen. FKP cs betogen dus ten onrechte dat zij niet aan het exhibitiebevel kunnen voldoen tot vaststaat dat Spirits cs de stukken nog niet hebben en een voorschot betalen voor ZKS.
4.44.
Zoals hiervoor is overwogen, treffen de opmerkingen van FKP cs over volgens hen ontbrekende relevantie van de 843a-documenten geen doel. FKP cs zullen dus het exhibitiebevel met betrekking tot deze documenten moeten naleven. De opmerking van FKP cs dat Spirits cs naar Russisch recht geen recht kan doen gelden op de documenten van VVO, die zich nu bij het Russische ministerie van landbouw bevinden, kunnen FKP cs niet baten. De rechtbank heeft op grond van het toepasselijk artikel 843a Rv exhibitie van deze documenten bevolen aan FKP cs.
4.45.
De complexiteit van naleving van het exhibitiebevel, waarop FKP cs wijzen, is verdisconteerd in het exhibitie vonnis waarin het exhibitiebevel is toegewezen. FKP cs hebben voorts op geen enkele manier geconcretiseerd hoe de Russische Covid-19 maatregelen hen hebben belemmerd het exhibitiebevel na te leven. De gestelde belemmering is reeds daarom niet voldoende aannemelijk.
4.46.
Ten aanzien van de niet geretourneerde beslagen documenten stellen FKP cs nu dat het voor de hand ligt dat ZAO, als de beslagene, om inzage/teruggave vraagt. FKP cs stellen nu dat zij alleen met een volmacht van ZAO de Russische Investigation Committee kunnen verzoeken op zoek te gaan naar eventuele beslagen documenten die moeten worden geretourneerd aan ZAO. Aangezien FKP cs echter eerder als slachtoffers toegang hebben verkregen tot deze dossiers, valt echter niet in te zien waarom het ontbreken van een volmacht van ZAO haar heeft belemmerd in de uitvoering van het exhibitiebevel, in ieder geval als het gaat om het lokaliseren van de documenten.
4.47.
Zoals FKP cs uiteenzetten, zijn zij geconfronteerd met een weigerachtige houding van Russische instanties om beslagen documenten aan hen te verstrekken. De Russische autoriteiten hebben blijk gegeven van voortschrijdend inzicht over het verschaffen van toegang van FKP cs tot het [X] / [B] dossier. Verder weigert het ministerie van landbouw inzicht te geven in de vernietigde en nog bestaande beslagen documenten, die in 2009 aan FGUP zijn geretourneerd en worden de nog bestaande documenten niet teruggegeven aan FGUP, aldus FKP cs.
4.48.
FKP cs benadrukken dat zij niet in een gezagsverhouding staan tot de Russische overheidsinstanties waar de 843a-documenten zich (kunnen) bevinden en dat zij het afgeven van bescheiden aan hen niet kunnen afdwingen. Dat is verdisconteerd in het exhibitie vonnis. Daarin is (in r.o. 3.33) overwogen dat niet ter discussie staat dat FKP cs geen formele bevoegdheid hebben om de Russische Staat te verplichten documenten af te geven. Een formele bevoegdheid is echter geen voorwaarde voor toewijzing. Feitelijk zijn FKP cs wel in staat gebleken ten behoeve van de Australische en Amerikaanse
discovery-procedures aanzienlijke hoeveelheden documenten te verkrijgen van Russische overheidsinstanties. Niet in geschil is dat zij zich daartoe een aanzienlijke inspanning hebben moeten getroosten. Dat neemt echter niet weg dat Russische overheidsinstanties documenten aan FKP cs, zelf Russische staatondernemingen, hebben verstrekt en dat FKP cs dus feitelijk in staat zijn gebleken de beschikking te krijgen over documenten die zich bevinden bij Russische overheidsinstanties. De omstandigheid dat de beslagen documenten zich onder Russische overheidsinstanties bevinden staat dus niet in de weg aan toewijzing van de vordering met betrekking tot die documenten. Van FKP cs kan worden verwacht dat zij zich inspannen om die documenten te verkrijgen.
4.49.
In het exhibitie vonnis is (in r.o. 3.33) onbesproken gelaten of – zoals Spirits cs stellen – de Russische Staat feitelijk (ook) partij is in deze procedure en/of dient te worden vereenzelvigd met FKP cs. Dat kan ook nu in het midden blijven. Wel acht de rechtbank van belang dat, toen FKP cs Spirits cs in deze procedure betrokken, de Russische Staat de eigenaar/ rechthebbende van de merken in de betrokken landen was en FKP, als daartoe aangewezen staatsonderneming, een beheerdersrol vervulde. In de hoofdzaak hebben FKP cs benadrukt dat de Russische Staat uiterlijk in 2015, hangende deze procedure, de merken in de betrokken landen aan FKP heeft overgedragen. De rechtbank moet nog beslissen op een daarop gericht verzoek om terug te komen op de vaststelling in het tussenvonnis dat FKP de merken onder beheer heeft voor de Russische Staat die eigenaar/rechthebbende is. Als veronderstellenderwijs ervan uitgegaan wordt dat deze overdracht heeft plaatsgehad, heeft de Russische Staat zich in 2015 meer op afstand geplaatst ten opzichte van de merken in de betrokken landen en van deze procedure.
4.50.
De veronderstellenderwijs aangenomen overdracht van de merken in 2015 neemt echter niet weg dat FKP cs, allebei Russische staatsondernemingen, deze procedure zijn begonnen om de belangen van de Russische Staat veilig te stellen, ter uitvoering van het decreet van president Poetin van maart 2000. Los van de precieze duiding van de positie van de Russische Staat en de juridische kwalificatie daarvan – die de rechtbank vooralsnog onbesproken laat – moet worden vastgesteld dat de Russische Staat nog altijd een groot (afgeleid) belang heeft bij deze procedure. FKP cs hebben dat ook niet weersproken. De overdracht van de merken aan FKP en de grotere afstand die de Russische Staat daarmee heeft gecreëerd tot de merken en deze procedure, doen ook niet af aan de gehoudenheid van FKP cs om het exhibitiebevel na te leven. Dat FKP cs niet de macht zouden hebben medewerking door de Russische Staat af te dwingen, kunnen zij onder deze omstandigheden niet aan Spirits cs tegenwerpen.
4.51.
Verder wijzen Spirits cs erop dat de primaire rol van FGUP naar eigen zeggen is gelegen in het bieden van een uitgebreide informatieondersteuning van FKP in de procedures over de wodkamerken. In 2009, toen FGUP de beslagen documenten die aan haar waren teruggegeven, overdroeg aan het ministerie van landbouw, liepen verschillende procedures over de merken. Onder meer liepen procedures in Australië en de Verenigde Staten, met rechtsstelsels waarin een procedure als de onderhavige aanvangt met een
discovery, inhoudende dat alle relevante documenten moeten worden overgelegd. Het bevreemdt dat FGUP – die tot taak had FKP te ondersteunen in deze procedures en die zelf ook partij is in een aantal procedures – de geretourneerde beslagen documenten op zo’n manier bij het Russische ministerie van landbouw heeft ondergebracht dat zij deze, mochten de stukken in een later stadium nodig zijn voor de procedures, niet meer terug kan krijgen. Het bevreemdt evenzeer dat het Russische ministerie van landbouw, waar FKP cs onder vallen, de documenten kennelijk hangende deze buitenlandse procedures heeft vernietigd en – ook met het oog op deze procedures – weigert enig bewijs te verschaffen op dat punt. Gezien de gang van zaken rond de teruggave van documenten aan FGUP en de daaropvolgende verhuizing van de documenten naar het Russische ministerie van landbouw, kan van FGUP – en ook van FKP – ter uitvoering van het exhibitiebevel worden gevergd dat zij zich tot het uiterste inspant om de aan FGUP geretourneerde beslagen documenten te verkrijgen.
4.52.
Gezien het onder 4.49 t/m 4.53 overwogene, moet niet te snel worden aangenomen dat FKP cs vanwege de weigerachtige houding van Russische instanties niet meer kon doen dan zij heeft gedaan om het exhibitiebevel na te leven. Mede gelet daarop acht de rechtbank de inspanningen van FKP cs om aan het exhibitiebevel te voldoen voorshands niet voldoende. Uit het voorgaande volgt voorts dat zij ten onrechte stellen dat zij worden gedwarsboomd door Spirits cs. Naar voorlopig oordeel hebben FKP cs niet naar behoren voldaan aan het exhibitiebevel en verbeuren zij sinds 12 maart 2020 dwangsommen.
4.53.
Met inachtneming van de hiervoor gaande beoordeling van de vijf gronden die FKP cs aan hun incidentele vordering ten grondslag leggen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van Spirits cs bij tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaard exhibitie vonnis zwaarder weegt dan het belang van FKP cs bij niet-uitvoering daarvan. De primaire vordering wordt daarom afgewezen.
De subsidiaire vordering
4.54.
De subsidiaire vordering treft hetzelfde lot. Uit de hiervoor gaande beoordeling van de vijf gronden die FKP cs aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, volgt dat er geen sprake is van onmogelijkheid voor FKP cs om het exhibitiebevel uit te voeren in de zin van artikel 611d Rv. Voor toewijzing van de vorderingen is dan ook geen grond.
4.55.
Wat betreft de door FKP cs gewenste volmacht overweegt de rechtbank nog het volgende. Spirits cs, die nut en noodzaak van zo’n volmacht betwisten, hebben zich tijdens de zitting op 24 juni 2020 namelijk bereid verklaard een volmacht af te geven aan FKP cs, zoals verzocht door FKP bij brief van 12 maart 2020. De rechtbank gaat er vanuit dat Spirits cs deze toezegging gestand zullen doen. Immers, hoewel niet valt in te zien dat een volmacht noodzakelijk – in de zin van onmisbaar – is, kan ook niet worden uitgesloten dat een volmacht aan FKP cs en/of het door hen ingeschakelde ZKS kan helpen 843a-documenten te verkrijgen. De rechtbank geeft Spirits cs dan ook in overweging om de toegezegde volmacht niet alleen tot FKP maar ook tot ZKS te richten. Hiermee geeft de rechtbank geen oordeel over nut en noodzaak van inschakeling van ZKS. Zoals hiervoor is overwogen, hoeven Spirits cs de kosten voor de werkzaamheden van ZKS niet te dragen.
4.56.
FKP cs zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het incident. De begroting van de proceskostenveroordeling wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
4.57.
Op 2 juni 2020 is een akte overlegging aanvullende producties van FKP cs ter griffie ingediend, met producties EP335 tot en met EP339. Op 9 juni 2020 hebben FKP cs nog een akte met producties ter griffie ingediend. Spirits cs hebben bezwaar gemaakt tegen de overlegging van deze producties, omdat ze te laat waren. Daarop heeft de rechtbank bij e-mail bericht van 12 juni 2020 beslist als volgt:
Het bezwaar van Spirits tegen de door FKP op 2 en 9 juni 2020 toegezonden producties worden gehonoreerd. De op 2 juni 2020 toegezonden producties die zien op de vragen van de rechtbank worden geaccepteerd. De andere op 2 juni 2020 toegezonden producties worden geweigerd (dat zijn EP335A en B, EP336-1, EP337, EP338). De op 9 juni 2020 toegezonden producties worden geweigerd.
4.58.
Bij de bespreking ter comparitie van de vorderingen van FKP cs naar het Italiaanse recht is gebleken dat daarbij mogelijk de registratiegeschiedenis van de Italiaanse merken van belang is. Deze blijkt volgens FKP cs deels uit de geweigerde producties EP336.1 en EP341. FKP cs heeft aangegeven dat zij deze stukken uiteindelijk via navraag bij het Italiaanse merkenbureau op 20 mei jl heeft ontvangen, derhalve na het verstrijken van de relevante termijn om stukken in het geding te brengen. Spirits cs hebben ter zitting aangegeven dat hetgeen FKP cs met betrekking tot de registraties naar voren heeft gebracht niet juist is. De rechtbank ziet hierin aanleiding om FKP cs in de gelegenheid te stellen de aanvankelijk geweigerde producties EP336.1 en 341 alsnog in het geding te brengen, waarna Spirits in de gelegenheid is daar kort bij akte inhoudelijk op te reageren. Het wordt Spirits cs niet toegestaan nog nadere producties in het geding te brengen.
4.59.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
5.3.
stelt FKP cs in de gelegenheid om op de rol van 29 juli 2020 een akte te nemen houdende overlegging EP336.1 en EP341;
5.4.
stelt Spirits cs in de gelegenheid om op de rol van 5 augustus 2020 zich bij akte van maximaal twee pagina’s uit te laten over de sub 5.3 genoemde stukken en de gevolgen daarvan voor de vorderingen van FKP cs naar Italiaans recht;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin, mr. F. Bus en mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.

Voetnoten

1.Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
2.Artikel 223 lid 2 Rv.
3.Artikel 438 lid 1 Rv.
4.Artikel 438 lid 2 Rv.
5.Verg. HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2624.
6.Verg. HR 20 december 2019, ECLl:NL:HR:2019:2026.
7.Zie HR 27 april 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC6573.
8.Verg. artikel 611a lid 3 Rv.
9.Zie artikel 55 jo. 54 lid 4 Rv.
10.Verg. HR 30 december 1977, ECLI:NL:PHR:1977:AD6874.
11.Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken, Trb. 1969, 55.
12.Kamerstukken II 2011-2012, 33 079, nr. 3, p. 11.