ECLI:NL:RBDHA:2020:6826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
09/852076-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarige door een volwassene met misbruik van feitelijke verhoudingen

Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak betreft een volwassene die in de periode van 1 april 2014 tot en met 6 oktober 2015 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een jongen die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De verdachte, geboren in 1971, heeft een seksuele relatie gehad met de aangever, die in 1999 is geboren, en deze relatie is ontstaan vanuit een vertrouwensband, aangezien de verdachte de moeder was van de ex-vriendin van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van haar positie en de afhankelijkheid van de aangever, die zich in een kwetsbare situatie bevond. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder tongzoenen en andere seksuele handelingen, en heeft de aangever emotioneel onder druk gezet door te dreigen met zelfmoord als hij de relatie zou beëindigen. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van andere feiten gegrond op de verklaringen van de aangever en de gedragingen van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de aangever voor de geleden schade.

Uitspraak

`Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852076-19
Datum uitspraak: 21 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Groeneveld en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw mr. L. Rijsdam naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 april 2013 tot en met 6 oktober 2015 Oegstgeest , althans in Nederland met [aangever] , geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het:
- tongzoenen en/of betasten van het lichaam van die [aangever] en/of
- betasten van de penis en/of het aftrekken van die [aangever] en/of
- leggen/duwen/begeleiden van de hand van die [aangever] op/tegen haar, verdachtes borst(en) en/of tegen/in haar, verdachtes, vagina en/of
- in de mond nemen en/of likken van de penis van die [aangever] en/of
- laten likken van haar, verdachtes, vagina door die [aangever] en/of
- duwen/brengen van de penis van die [aangever] in haar, verdachtes, vagina;
2. zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 7 oktober 2015 tot en met 1 oktober 2017 te Oegstgeest , althans in Nederland, een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten doordat zij, verdachte de moeder van zijn (ex) vriendin was en/of door het grote leeftijdsverschil en/of door veelvuldig contact per WhatsApp en/of social media te zoeken en/of door contact en/of afspraken af te dwingen, een persoon, [aangever] , geboren op [geboortedatum] 1999 waarvan verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het:
- tongzoenen en/of betasten van het lichaam van die [aangever] en/of
- betasten van de penis en/of het aftrekken van die [aangever] en/of
- leggen/duwen/begeleiden van de hand van die [aangever] op/tegen haar,
verdachtes borst(en) en/of tegen/in haar, verdachtes, vagina en/of
- in de mond nemen en/of likken van de penis van die [aangever] en/of
- laten likken van haar, verdachtes, vagina door die [aangever] en/of
- duwen/brengen van de penis van die [aangever] in haar, verdachtes, vagina,
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, gelet op de bekennende verklaring van haar cliënt. Deze handelingen hebben echter niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode plaatsgevonden. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Uit de verklaringen van [aangever] (hierna te noemen: de aangever) en cliënt bij de politie blijkt dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen toen de aangever 14,5 jaar oud was, dat wil zeggen: in april 2014. Gelet hierop dient er partiële vrijspraak te volgen voor de periode van 1 april 2013 tot 1 april 2014.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat haar cliënt van het haar onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat zij de aangever heeft bewogen ontuchtige handelingen met haar te plegen. De aangever is degene geweest die, zelfs nadat de verdachte hem op WhatsApp had geblokkeerd, contact met haar bleef zoeken voor het verrichten van seksuele handelingen. Er is geen sprake geweest van dwang aan de kant van de verdachte; er was een amoureuze relatie tussen hen ontstaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
De aangever, geboren op [geboortedatum] 1999, heeft over het eerste contact dat hij met de verdachte had, verklaard dat het aanvankelijk ging over zijn relatie met haar dochter, die zijn vriendinnetje was. Hij wilde wel ‘verder’ met haar gaan dan alleen zoenen, maar zij wilde dat nog niet. De verdachte bood hem toen aan om eerst bij haar te oefenen. Dit begon toen hij 14,5 jaar oud was en bestond uit aftrekken, vingeren, het betasten van zijn lichaam onder zijn kleding en tongzoenen. Ook heeft de verdachte zijn hand gepakt en geplaatst bij haar borst en tegen haar vagina en gezegd dat hij zijn vinger in haar vagina moest doen en heen en weer moest bewegen. Verder heeft zij hem gepijpt. Vlak na de jaarwisseling in 2015 hadden zij voor het eerst ‘echt’ seks (geslachtsgemeenschap) waarbij de verdachte de piemel van de aangever in haar vagina heeft gebracht. De seks gebeurde in het huis van vrienden van de verdachte, in het ouderlijk huis van aangever of bij de verdachte thuis, als er verder niemand aanwezig was. Regelmatig vonden er seksuele handelingen plaats in het [lokatie] omdat het daar altijd heel erg rustig was. Ze hebben in totaal 13-15 keer geslachtsgemeenschap met elkaar gehad. [2]
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend dat voornoemde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen haar en de aangever. [3] [4]
Ontuchtige handelingen
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij de aangever, die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, bestaande uit het tongzoenen en betasten van de aangever, het betasten en aftrekken van zijn penis, het leggen van zijn hand op haar borst en haar vagina, het in de mond nemen en likken van zijn penis en het brengen van zijn penis in haar vagina. Het laten likken van verdachtes vagina door de aangever in de ten laste gelegde periode acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. De rechtbank zal de verdachte hiervan (partieel) vrijspreken.
Periode
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen toen de aangever 14,5 jaar oud was, dus in april 2014. Er is geen bewijs dat er al eerder ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. In zijn aangifte heeft de aangever weliswaar ook verklaard dat hij eind maart/begin april 2013 voor het eerst met de verdachte had afgesproken en dat er toen is afgetrokken, gevingerd en gezoend, maar de rechtbank merkt dit jaartal gelet op de specifieke leeftijd die de aangever noemt (14,5 jaar) aan als een vergissing. De aangever is in zijn verklaring verder heel duidelijk over de tijdlijn. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat de verdachte ontuchtige handelingen met de aangever heeft gepleegd in de periode van 1 april 2014 tot en met 6 oktober 2015 en haar vrijspreken voor de periode van 1 april 2013 tot 1 april 2014.
Feit 2
Bewijsmiddelen
De aangever heeft verklaard dat de relatie met de aangever begon omdat hij het spannend vond en nieuwsgierig was. Later gingen ze steeds verder en hadden ze ook seks met elkaar. Hij heeft vaak geprobeerd een eind te maken aan het contact met de verdachte, maar dat liet zij niet toe. Hij heeft zich gedwongen gevoeld om door te gaan met de relatie. Als hij die wilde beëindigen, dreigde de verdachte met zelfmoord en vertelde aan de aangever dat hij dan haar dood op zijn geweten zou hebben. De verdachte heeft hem verteld dat zij zwanger was geraakt van hem, waarna de aangever op haar heeft ingepraat om het kindje weg te halen. Daarna dreigde ze weer met zelfmoord door te vertellen dat ze een eind ging maken aan haar leven en dat ze dan naar haar kindje kon. Hij heeft voor het laatst seks met haar gehad in augustus of september 2017. [5]
De WhatsAppgesprekken tussen aangever en de verdachte die tussen 18 augustus 2017 en 8 oktober 2017 dagelijks en gedurende die dagen bijna doorlopend hebben plaatsgevonden, zijn in het dossier gevoegd. De rechtbank heeft een representatieve selectie gemaakt van die gesprekken die onder meer bestonden uit de navolgende berichten – letterlijk weergegeven:
Verdachte: Ik mag je gvd ook niet helpen ik mag niks ? Je wist toch dat dit zou gebeuren. Ik ben er ook nog ok. Ik heb ook pijn door ...Tis niet alleen maar [aangever] !!!!!!!
[aangever]: Nee dat snap ik maar ik hebt gwn heel moeilijk sorry
Verdachte: EN IK NIET ZEKER ???????
[aangever] :Sorry jij ook klopt het spijt me [6] (…)
[aangever]: Ik ga naar het strand
[aangever]: Ik had beloofd dingen te melden dus dat doe ik nu ook (…) [7]
VerdachteOngelooflijk, JE LAAT ME ECHT GAAN, na vier facking jaar
Hoe kan dit, wat is er mis gegaa
[aangever] :Wat moet ik anders anders ga je nog meer kapot dat is het enige wat ik kan [8]
Verdachte:Mislukt
Afgewezen
Kut
Gebruikt
Misselijk
Pijn
En t komt nooit meer goed met me
Ik voel me nu al n week t zelfde of erger
Ik kan niwt zonder jou?
Wil t niet
Maar ik ga nu naar bed?
Dag?
[aangever] :??welterusten dan
Verdachte: Ik weiger t slapen?
[aangever]: Waarom??
Verdachte:Ik wil dr slecht uitzien?
[aangever] :Waarom
Verdachte:Ziek zijn?
[aangever] :Maar je bent al ziek
Verdachte: Doid gaan?
[aangever] :Nee dat moet je niet doen
Echt niet
Dan doe je zoveel mensen pijn
Verdachte:We moeten geen contact meer hebben?
[aangever]: Maar dan gaat 't miss nog slechter
Verdachte:Mijn toestand wordt nu alleen masr erger [9] (…)
Verdachte:K stop iig met de pil?
[aangever]: ??
Verdachte:Had ik voor jou?
[aangever] :????
Verdachte:K zal ze weggooien?
[aangever]: Hz
Verdachte:Niet meer nodig?
[aangever]: ??
Verdachte: Wat jank je nou?
[aangever] :Sorry
Verdachte: Je wilt toch niet meer neuken?
Wrm moet ik t dan slikken?
Als ik aan zaterdag denk kan ik wel kotsen?
Je zaad ingeslikt?
Drna gedumpd? (…)
[aangever] :Ik legde je toch uit dat ik dom deed echt heel dom (…) [10]
Verdachte:Ik sta inmiddels te krijsen?
[aangever] :Sorry??
Verdachte:Ik ga kotsen nu?
[aangever] :Het spijt me ??
??
??
Alsjeblieft
??
Ik ga dan maar proberen 't slapen zo
??
Verdachte:Mn slokdarm brandt weg ok?
[aangever] :??????????????
Kan ik iets voor he doen
??
Het spijt me
Het spijt me zo verschrikkelijk [11]
Verdachte:K ben gek v verlangen om jou?
[aangever] :Weet ik??
Verdachte:En k ben tot alles in staat?
[aangever] :Weet ik
Verdachte:Zelfs af en toe jou zien voor alleen ff te vrijen (…) [12]
Verdachte: LEUK ZO LAAT NAAR BED JOH?
JIJ HAD GWN N TYFUS FEEST OF ZO EN DURFDE NIKS TE ZEGGEN
MIJ ZIEK MAKEN HE
ACH [aangever] VOELT ZICH ZOOOOO KUT
JEZUS CHRISTUS LUL MOET JE IS KIJKEN HOE LAAT JE NAAR BED GAAT
ACHHHH [aangever] SLAAPT NOOIT
NOU LEUGENAAR ALS JIJ NIET ZOU SLAPEN ZOU JE NIET ZO LANG VOLHOUDEN TOT IN DE NACHT
KLOOTZAK MET ALTIJD JE SORRY
IK BEN NU NOG DIEPER IN DE AFGROND
THX EGOÏSTISCHE LEUGENAAR [13]
Verdachte:Ik wil liefde en seks en anders niks
[aangever]Ow
VerdachteWeet je dat ik dat wil?
[aangever]Ja
Verdachte:Maar goed jij niet meer dus (…) en ik zie je nooit meer dus tja. Omdat ik wil vrijen en niet wil praten
[aangever]Het spijt me heel erg ok [14]
Verdachte:WAAR WAS JIJ GVD VANDAAG? NIET VOOR JE PWS
T ergste is nog ik ga slapen zei je?
Nou nee dus
Leugenaar
Ik gaf n ram op het raam ja?
Ik heb er genoeg van
Ik vertrouw je niet
Je komt je afspraak niet na. Je zou zeggen als je thuis was? Nou nee dus (…) [15]
Verdachte:Als jij maar doorgast met liken mag ik wel tegen [naam ] zeggen dat ik zwanger was?
[aangever] :Dat heb je vast al gedaan (…) [16]
Zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting heeft de verdachte erkend dat zij vier jaar een seksuele relatie met aangever heeft gehad. Het begon volgens haar bij wijze van troost, omdat aangever het thuis niet makkelijk had. De verdachte heeft altijd de pil gebruikt, maar heeft met aangever over een mogelijke zwangerschap gesproken omdat ze elkaar wel meer dingen vertelden die ze meemaakten. Ze erkende dat ze heeft gedreigd een eind aan haar leven te maken zodat ze naar haar kindje kon. [17]
De periode
Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in de periode van 18 augustus 2017 tot 1 oktober 2017 door veel druk op aangever uit te oefenen seks met hem heeft gehad. Nu het dossier geen informatie bevat, zoals WhatsAppgesprekken, over de periode voor 18 augustus 2017, biedt het dossier onvoldoende steun voor een bewezenverklaring van een ruimere periode, zoals ten laste is gelegd, zodat de verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken.
Juridische kwalificatie
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte juridisch gekwalificeerd dient te worden en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de rechtspraak leidt de rechtbank af dat de wetgever met de term "misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht" het oog had op het brengen, waaronder begrepen het houden, van een ander in een afhankelijke situatie waarbij deze in diens keuzevrijheid wordt beperkt (ECLI:NL:GHDHA:2018:2179). De verdachte doet het voorkomen alsof het om een gelijkwaardige liefdesrelatie ging, maar een relatie tussen een vrouw van 42 en een jongen van 14 is per definitie niet gelijkwaardig en de relatie is dat ook later niet geworden. Aangever was nog maar een jonge knul die net in zijn seksuele ontwikkeling was en die blind geloofde wat de verdachte zei over bijvoorbeeld haar zelfmoordneigingen en zwangerschap. Naar het oordeel van de rechtbank verkeerde de aangever bij het aangaan en bij het voortduren van de relatie feitelijk in een ondergeschikte positie en werd zijn keuzevrijheid tot het (seksuele) contact daardoor beïnvloed en beperkt. De verdachte controleerde hem, hij moest haar vertellen waar hij was, wat hij deed, en ze pleegde emotionele chantage. Dit alles kreeg een extra zware lading omdat er geen gelijkwaardigheid was. Uit de hiervoor genoemde WhatsAppgesprekken komt duidelijk naar voren dat de aangever totaal niet tegen de verdachte was opgewassen en dat ze precies wist hoe ze hem moest bespelen. De verklaring van de aangever dat sprake is geweest van dwang wordt ondersteund door de WhatsAppberichten. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte dan ook, anders dan dat zij stelt, degene geweest die veelvuldig contact zocht met de aangever via WhatsApp en het contact bleef afdwingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte misbruik gemaakt van voormelde afhankelijkheid van de aangever door hem opzettelijk te bewegen de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen, bestaande uit het in de mond nemen en likken van de penis van de aangever en het brengen van de penis van de aangever in haar vagina, te plegen dan wel te dulden. De rechtbank merkt daarbij op dat de omstandigheid – zoals de verdachte stelt – dat tussen haar en de aangever sprake was van een amoureuze relatie waarbij ook hij het initiatief nam, aan deze conclusie niet in de weg staat. Uit rechtspraak van de Hoge Raad vloeit voort dat van het in artikel 248a Sr door het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband sprake is, als voldoende aannemelijk is dat de aangever mede onder invloed van de feitelijke afhankelijkheidsrelatie waarin hij/zij verkeerde is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (ECLI:NL:HR:2018:1013). Dat er daarnaast wellicht ook andere factoren een rol hebben gespeeld – zoals het ontstaan van een relatie of seksuele aantrekkingskracht en nieuwsgierigheid aan de kant van de aangever – is niet van belang. De strafbaarstelling van zedendelicten waarbij minderjarigen zijn betrokken is immers in de eerste plaats gericht op de bescherming van die minderjarigen.
Eindconclusie van de rechtbank
Gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat in de periode van 18 augustus 2017 tot 1 oktober 2017 sprake was van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van de verdachte en dat zij hier misbruik van heeft gemaakt door de aangever opzettelijk te laten dulden dat de verdachte zijn penis in de mond heeft genomen en heeft gelikt en de aangever opzettelijk te bewegen zijn penis in haar vagina te brengen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de overige ten laste gelegde ontuchtige handelingen in de bewezen verklaarde periode hebben plaatsgevonden, zodat de verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1. in de periode van
01 april 2014tot en met 6 oktober 2015 te Oegstgeest , althans in Nederland met [aangever] , geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het:
- tongzoenen en betasten van het lichaam van die [aangever] en
- betasten van de penis en het aftrekken van die [aangever] en
- leggen van de hand van die [aangever] op haar, verdachtes borsten en tegen haar, verdachtes, vagina en
- in de mond nemen en likken van de penis van die [aangever] en
- brengen van de penis van die [aangever] in haar, verdachtes, vagina;
2. in de periode van 18 augustus 2017 tot
1 oktober 2017te Oegstgeest , althans in Nederland, meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het grote leeftijdsverschil en door veelvuldig contact per WhatsApp te zoeken en door contact en afspraken af te dwingen, [aangever] , geboren op [geboortedatum] 1999 waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het
- in de mond nemen en likken van de penis van die [aangever] en
- brengen van de penis van die [aangever] in haar, verdachtes, vagina,
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.
Voor zover in de tenlastelegging typ- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit geen gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de gevolgen die een gevangenisstraf zal hebben voor het leven (relatie, gezin en werk) van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte, destijds 42 jaar oud, is een seksuele relatie begonnen met een jongen van 14. Zij kenden elkaar via de dochter van de verdachte, het toenmalige vriendinnetje van de aangever. Vanuit een ‘adviserende’ rol is geleidelijk een seksuele relatie ontstaan, die vier jaar heeft geduurd. De verdachte heeft in die periode misbruik gemaakt van het grote leeftijdsverschil en de onvolwassenheid van de aangever . Dat hij ten tijde van het begin van hun seksuele contacten nog een kind was en het vriendje van haar dochter, heeft geen enkel beletsel gevormd. Zij heeft ernstig misbruik gemaakt van de bestaande vertrouwensband en is daarbij bovendien zeer berekenend te werk gegaan. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de WhatsAppberichten waarin zij telkens om seks vroeg en dreigde zelfmoord te plegen als aangever niet wilde afspreken. Van een gebrek aan weerbaarheid, waarmee verdachte haar handelen goedpraat, is de rechtbank niets gebleken. In de WhatsAppgesprekken stelt zij zich eisend, jaloers, dwingend en woedend op. De verdachte is volgens de na te noemen psycholoog ook geen slachtoffer maar een goed functionerende, stabiele vrouw; zij heeft zich altijd prima staande kunnen houden in de maatschappij. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat zij zich enkel heeft laten leiden door haar eigen seksuele verlangens en geen oog heeft gehad voor de belangen van de aangever, die zijn seksuele ontwikkeling in zijn eigen tempo met leeftijdsgenoten had moeten doormaken.
Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van haar handelen en nog steeds geen volledige verantwoordelijkheid neemt voor wat er is gebeurd. Integendeel, zij legt de verantwoordelijkheid nog altijd grotendeels bij de aangever. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij zichzelf blijft presenteren als slachtoffer. Zij was de volwassene en daarnaar had zij zich moeten gedragen.
De verdachte heeft door haar handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Zoals ook blijkt uit de vordering benadeelde partij, lijdt hij tot op de dag van vandaag onder de impact van de gebeurtenissen en volgt hij sinds 2017 psychologische behandelingen, die zijn gericht op traumaverwerking en traumabeperking.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het voorgaande alleen met een langdurige gevangenisstraf worden gereageerd.
De rechtbank houdt verder bij de straftoemeting rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte blijkens haar strafblad, gedateerd 9 juni 2020, nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts neemt de rechtbank de rapporten in aanmerking die over de verdachte zijn opgemaakt door de psycholoog en de reclassering.
De psycholoog drs. M.H. Keppel heeft op 3 juli 2019 over de verdachte gerapporteerd. Hij heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een parafiele stoornis. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. Vanuit de ziekelijke stoornis is er sprake geweest van seksuele fantasieën en seksuele handelingen bij het slachtoffer. De verdachte is vanwege deze ziekelijke stoornis niet in staat geweest om voldoende controle op haar gedrag uit te oefenen. Hoe het delictscenario precies is verlopen, is lastig vast te stellen vanwege de uiteenlopende weergaven van de verdachte en het slachtoffer. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht de conclusie dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte zijn toe te rekenen goed gemotiveerd en deelt deze conclusie.
Volgens de psycholoog is het risico op recidive laag. Geadviseerd wordt om de verdachte te laten behandelen bij een forensische polikliniek, zoals De Waag .
Namens de Reclassering heeft [naam 2] op 30 april 2020 advies uitgebracht en als volgt gerapporteerd. De verdachte heeft enkel problemen op het gebied van
seksualiteit (relaties) en houding. Zij werkt parttime als […] . Haar man is hoofdkostwinner. Zij hebben twee bijna volwassen kinderen. De verdachte
ervaart geen praktische of financiële problemen. Zij gaat niet problematisch om met middelen en heeft geen negatief sociaal netwerk. Zij ervaart geen lichamelijke of psychische klachten en er is geen sprake van (ernstige) gedragsproblemen of vaardigheidstekorten. De verdachte presenteert zich als slachtoffer. De aangever zou alles zelf gewild hebben. Zij kon telkens geen "Nee" zeggen. In het kader van schorsende voorwaarden, opgelegd in maart 2019, nu inmiddels een jaar geleden, ondergaat de verdachte een ambulante behandeling. Zij stelt zich begeleidbaar en behandelbaar op en haar man is ook betrokken bij de behandeling. Zowel de verdachte als haar man willen hun meer dan dertig jaar durende relatie voortzetten. Het risico op recidive wordt beoordeeld als laag. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen (een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod met de aangever).
Hoewel de rechtbank inziet dat detentie verstrekkende gevolgen voor de verdachte zal hebben, waaronder het verlies van haar baan, zijn de bewezen verklaarde feiten naar haar oordeel te ernstig om af te doen met een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de raadsvrouw heeft bepleit. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de gedragingen van de verdachte frequent hebben plaatsgevonden gedurende een lange periode. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt door de rechtbank gelet op de (proces)houding van de verdachte en het rapport van de reclassering, zeker op langere termijn, zonder adequate behandeling als reëel ingeschat. Het is daarom van belang dat de verdachte een passende behandeling krijgt. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur voor de verdachte om niet opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, nu zij minder handelingen en ook een kortere periode bewezen verklaard. Zij zal, zoals door de officier van justitie gevorderd, gezien de ernst van de gepleegde feiten de opschorting van de voorlopige hechtenis opheffen, wat betekent dat de verdachte direct in hechtenis wordt genomen.
De rechtbank acht, alles afwegende, passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij

[aangever] , bijgestaan door M.L. Hoogendoorn, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 11.155,- bestaande uit een bedrag van € 1.155,- aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schadevergoeding en tot matiging van de immateriële schadevergoeding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal dit deel van de vordering toekennen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Dat er grote psychische gevolgen voor [aangever] zijn geweest en nog zijn, blijkt uit de vordering benadeelde partij en de bijlagen bij de vordering, met name het bericht van de psycho(trauma)therapeut van GGZ Rivierduinen. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 6000,- en het overige afwijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.155,- en het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 april 2014, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte zal worden veroordeeld en zij jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7.155,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [aangever] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57, 247, 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
door misbruik van uit feitelijk verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan zij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van haar te dulden, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 6 (zes) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering (Conradkade 53, 2517 BR Den Haag) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen in verband met haar delictgedrag en de onderliggende problematiek bij een passende instelling voor ambulante forensische GGZ, zoals De Waag , te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt; waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [aangever] , geboren op [geboortedatum] 1999, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op de opschorting van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 7.155,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2014 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] ;
wijst af het anders of meer gevorderde;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7.155,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2014 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van haar betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017288398, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 34 – 45.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 246-259.
4.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020.
5.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 34 – 45.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p.51-52.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p.54.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p.63.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p.65.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 66
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 67
12.Proces-verbaal van bevindingen, p.73.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p.75.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p.95.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p.130.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p.137.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 246 – 259.