Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 12 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Overwegingen
[geboortedatum] 1983.
Eiserheeft eerder een asielaanvraag ingediend op 12 januari 2020. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 6 februari 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000. Eiser heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
- een medisch dossier;
- een document van de non-gouvernementele organisatie Sociometry van 28 april 2020.
Eiser voert aan dat hij voorafgaand aan het gehoor medisch onderzocht had moeten worden. Uit het verslag van het gehoor blijkt dat hier in voldoende mate aanleiding voor was, nu eiser meerdere malen heeft aangegeven dat hij vanwege zijn gezondheid en medicatie niet goed zou kunnen verklaren. Dit wordt onderbouwd door het overgelegde medisch dossier. Gelet hierop heeft verweerder volgens eiser gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Voorts heeft verweerder het medisch dossier van eiser en de verklaring van Sociometry ten onrechte niet aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen. De verklaring van Sociometry moet volgens eiser als informatie worden beschouwd die afkomstig is van een objectief verifieerbare bron. Tot slot verwijst eiser naar drie video’s op YouTube die zijn asielrelaas onderbouwen.
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
6.2. De rechtbank stelt vast dat in onderhavig geval sprake is van een opvolgende asielaanvraag. Dat betekent dat verweerder niet verplicht was om aan eiser een medisch onderzoek aan te bieden. Dat laat onverlet dat verweerder op grond van het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde vereiste om een besluit zorgvuldig voor te bereiden gehouden is om in voorkomende gevallen, indien daartoe aanleiding bestaat, een vreemdeling een medisch onderzoek aan te bieden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU6098) en naar voormelde werkinstructie van verweerder.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken medisch onderzoek moet verrichten, eiser opnieuw moet horen en een nieuw besluit moet nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €1.050,-.
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.