ECLI:NL:RBDHA:2020:6324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
NL20.10793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en medisch onderzoek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die de Georgische nationaliteit heeft. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij zijn huidige aanvraag voerde hij aan dat hij vreest voor de politie in Georgië vanwege zijn betrokkenheid bij de Verenigde Nationale Beweging, een politieke partij. Eiser heeft nieuwe documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn aanvraag, waaronder een medisch dossier en een verklaring van een NGO.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen nieuwe elementen waren die de aanvraag relevant maakten. Eiser betwistte dit en stelde dat hij voorafgaand aan het gehoor medisch onderzocht had moeten worden, gezien zijn gezondheidsproblemen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om een medisch onderzoek aan te bieden, maar dat er wel een zorgvuldigheidsbeginsel geldt.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door het gehoor door te zetten zonder een medisch onderzoek aan te bieden, ondanks de medische problemen van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verplichtte de staatssecretaris om binnen twaalf weken een medisch onderzoek te laten verrichten en eiser opnieuw te horen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10793

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

ProcesverloopBij besluit van 12 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een telehoor-verbinding plaatsgevonden op 23 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen een tolk, de heer Djavakhadze.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Georgische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1983.
2.
Eiserheeft eerder een asielaanvraag ingediend op 12 januari 2020. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 6 februari 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000. Eiser heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
3. Aan zijn huidige asielaanvraag heeft eiser opnieuw ten grondslag gelegd dat hij vreest voor de politie in Georgië vanwege zijn betrokkenheid bij de Verenigde Nationale Beweging, een politieke partij. Eisers echtgenote, kinderen en moeder zijn na zijn vertrek lastig gevallen dan wel bedreigd vanwege zijn betrokkenheid bij de politieke partij. Eiser heeft twee nieuwe documenten overlegd bij de huidige aanvraag die zijn asielrelaas zouden onderbouwen:
- een medisch dossier;
- een document van de non-gouvernementele organisatie Sociometry van 28 april 2020.
4. Verweerder heeft de huidige asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
5.
Eiser voert aan dat hij voorafgaand aan het gehoor medisch onderzocht had moeten worden. Uit het verslag van het gehoor blijkt dat hier in voldoende mate aanleiding voor was, nu eiser meerdere malen heeft aangegeven dat hij vanwege zijn gezondheid en medicatie niet goed zou kunnen verklaren. Dit wordt onderbouwd door het overgelegde medisch dossier. Gelet hierop heeft verweerder volgens eiser gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Voorts heeft verweerder het medisch dossier van eiser en de verklaring van Sociometry ten onrechte niet aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen. De verklaring van Sociometry moet volgens eiser als informatie worden beschouwd die afkomstig is van een objectief verifieerbare bron. Tot slot verwijst eiser naar drie video’s op YouTube die zijn asielrelaas onderbouwen.
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
6.1.
Op grond van artikel 3.118b, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 3.109, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, bestaat voor verweerder geen verplichting een medisch onderzoek aan te bieden aan een vreemdeling die een opvolgende aanvraag heeft ingediend. Uit de Werkinstructie 2010/13 van verweerder volgt dat in geval van een opvolgende aanvraag in beginsel geen medisch advies wordt uitgebracht, tenzij er aanleiding bestaat om opnieuw medisch advies aan te vragen, bijvoorbeeld op verzoek van de gemachtigde of als er in het dossier indicaties van medische problemen aanwezig zijn.
6.2. De rechtbank stelt vast dat in onderhavig geval sprake is van een opvolgende asielaanvraag. Dat betekent dat verweerder niet verplicht was om aan eiser een medisch onderzoek aan te bieden. Dat laat onverlet dat verweerder op grond van het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde vereiste om een besluit zorgvuldig voor te bereiden gehouden is om in voorkomende gevallen, indien daartoe aanleiding bestaat, een vreemdeling een medisch onderzoek aan te bieden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU6098) en naar voormelde werkinstructie van verweerder.
6.3.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport gehoor opvolgende aanvraag blijkt dat eiser aan het begin van het gehoor heeft aangegeven dat hij psychische problemen heeft waarvoor hij medicatie slikt en waardoor hij de helft van de tijd is ‘uitgeschakeld’. Voorts heeft eiser verklaard dat hij tevergeefs om een arts heeft verzocht en dat hij een paar dagen voor het gehoor een hogere dosering heeft gekregen van zijn medicatie. Op de vraag of hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelt om het gehoor te laten plaatsvinden, heeft eiser onder meer geantwoord dat hij wat betreft data weinig antwoorden kan geven, het gehoor liever later zou doen als er meer documenten binnen zijn, dat hij vol met medicamenten zit en serieuze problemen heeft met zijn geheugen. Het overgelegde patiëntendossier bevestigt de verklaring van eiser dat de dosering van zijn medicatie, een antidepressivum (paroxetine), een paar dagen voor het gehoor is opgehoogd. Voorts acht de rechtbank van belang dat uit het medisch advies horen en beslissen van de FMMU van 10 januari 2020 blijkt dat eiser destijds nog niet in staat was om gehoord te worden door verweerder en dat het wenselijk is dat voorafgaand aan het horen een nieuw medisch advies wordt aangevraagd. Hierbij staat expliciet vermeld: “Het is essentieel een nieuw medisch advies aan te vragen”. Verweerder heeft hieraan destijds geen gehoor gegeven. Hoewel dit FMMU advies in het kader van de voorgaande procedure is opgesteld, zoals door verweerder gesteld ter zitting, had dit naar het oordeel van de rechtbank voor verweerder, in samenhang bezien met de verklaringen van eiser in het gehoor, het overgelegde patiëntendossier en de verhoging van de dosering van zijn antidepressivum, aanleiding moeten vormen om eiser een medisch onderzoek aan te bieden. Door het gehoor door te zetten, zonder een medisch onderzoek aan te bieden aan eiser, heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens schending van artikel 3:2 van de Awb. Verweerder zal binnen twaalf weken medisch onderzoek moeten laten verrichten en indien wordt vastgesteld dat eiser hiertoe in staat is, zal verweerder eiser opnieuw moeten horen en een nieuw besluit moeten nemen.
7. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, ziet zij aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken medisch onderzoek moet verrichten, eiser opnieuw moet horen en een nieuw besluit moet nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.