Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Poolse nationaliteit. Eiser stelt dat hij in 2017 voor het eerst naar Nederland is gekomen, dat hij in de tussentijd het land heeft verlaten en in december 2018 weer is terug gekomen naar Nederland. De politie heeft eiser op 11 maart 2018 geïdentificeerd en geregistreerd als vreemdeling. Voorts is eiser gehoord over het mogelijk eindigen van zijn rechtmatig verblijf. Op 5 juli 2019 heeft de politie de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voorgesteld om vast te stellen dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft.
Verweerder heeft bij het primaire besluit vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat eiser geregistreerd staat als niet-ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP), hij geen arbeid in loondienst verricht, hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan om in eigen onderhoud te voorzien en hij niet kan worden aangemerkt als werkzoekende met een reële kans op werk. Eiser heeft in het verleden arbeid verricht via een uitzendbureau, maar volgens verweerder is niet gebleken dat hij onvrijwillig werkloos is. Daarnaast is de uitkomst van de door verweerder verrichte belangenafweging in het nadeel van eiser uitgevallen en is volgens verweerder de vaststelling dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2020.