ECLI:NL:RBDHA:2020:6220
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van AOW-toeslag wegens overschrijding inkomensgrens partner
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een AOW-gerechtigde, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening en terugvordering van AOW-toeslag. Eiser ontving AOW-toeslag over de periode van januari 2017 tot en met juni 2019, maar de Svb heeft deze toeslag herzien en teruggevorderd omdat het inkomen van zijn partner, mevrouw [A], boven de inkomensgrens lag. Eiser had in zijn aanvraag aangegeven dat zijn partner geen inkomsten had, maar de Svb kwam er later achter dat dit niet klopte, wat leidde tot de herziening van de toeslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb terecht heeft gehandeld door de toeslag te herzien en terug te vorderen. Eiser had de verplichting om wijzigingen in het inkomen van zijn partner te melden, en de rechtbank oordeelde dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het inkomen van zijn partner invloed had op zijn AOW-toeslag. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Svb niet verplicht was om van terugvordering af te zien, omdat er geen dringende redenen waren die dit rechtvaardigden. Eiser's beroep tegen de beslissing van de Svb werd ongegrond verklaard.
De rechtbank benadrukte dat de wet en het beleid van de Svb dwingendrechtelijke bepalingen bevatten die de Svb verplichten om onterecht betaalde AOW-toeslag terug te vorderen. De uitspraak werd gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de zitting digitaal plaatsvond. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.