ECLI:NL:RBDHA:2020:5835
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen faillissementsverklaring en vorderingsrecht
Op 8 mei 2020 heeft de gefailleerde verzet ingesteld tegen het vonnis van 28 april 2020, waarbij hij in staat van faillissement werd verklaard. De rechtbank benoemde mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en mr. S. van Wijk tot curator. Het verzet werd op 15 mei 2020 telefonisch behandeld in raadkamer, waarbij zowel de gefailleerde, bijgestaan door mr. A. Ramsoedh, als de verzoeker van het faillissement, bijgestaan door mr. J.J. van Kuijk, aanwezig waren. De rechtbank ontving ook het advies van de curator en de reactie van mr. Van Kuijk.
De gefailleerde stelde dat de verzoeker geen vordering op hem had, omdat de hoofdvordering in het faillissementsrekest van € 4.148,27 (exclusief rente) gebaseerd was op een uitspraak van de kantonrechter van 3 oktober 2019, die ten onrechte tegen hem in persoon was gericht in plaats van tegen de commanditaire vennootschap waarvan hij slechts gevolmachtigde was. De verzoeker betoogde echter dat het faillissement niet kon worden vernietigd omdat de gefailleerde had berust in het vonnis van de kantonrechter, dat kracht van gewijsde had.
De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld, maar dat de gefailleerde in privé geen partij was bij de procedure bij de kantonrechter. De rechtbank concludeerde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van de verzoeker en dat de gefailleerde in de toestand verkeerde van hebben opgehouden te betalen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en wees het verzoek van de gefailleerde om de verzoeker in de kosten van het geding te veroordelen af.