ECLI:NL:RBDHA:2020:5835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
C/09/20/137 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillissementsverklaring en vorderingsrecht

Op 8 mei 2020 heeft de gefailleerde verzet ingesteld tegen het vonnis van 28 april 2020, waarbij hij in staat van faillissement werd verklaard. De rechtbank benoemde mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en mr. S. van Wijk tot curator. Het verzet werd op 15 mei 2020 telefonisch behandeld in raadkamer, waarbij zowel de gefailleerde, bijgestaan door mr. A. Ramsoedh, als de verzoeker van het faillissement, bijgestaan door mr. J.J. van Kuijk, aanwezig waren. De rechtbank ontving ook het advies van de curator en de reactie van mr. Van Kuijk.

De gefailleerde stelde dat de verzoeker geen vordering op hem had, omdat de hoofdvordering in het faillissementsrekest van € 4.148,27 (exclusief rente) gebaseerd was op een uitspraak van de kantonrechter van 3 oktober 2019, die ten onrechte tegen hem in persoon was gericht in plaats van tegen de commanditaire vennootschap waarvan hij slechts gevolmachtigde was. De verzoeker betoogde echter dat het faillissement niet kon worden vernietigd omdat de gefailleerde had berust in het vonnis van de kantonrechter, dat kracht van gewijsde had.

De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld, maar dat de gefailleerde in privé geen partij was bij de procedure bij de kantonrechter. De rechtbank concludeerde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van de verzoeker en dat de gefailleerde in de toestand verkeerde van hebben opgehouden te betalen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en wees het verzoek van de gefailleerde om de verzoeker in de kosten van het geding te veroordelen af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/20[000] F
Vonnis in verzet van 22 mei 2020
[gefailleerde],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
te dezer zake domicilie gekozen hebbende te (2613 BL) Delft aan de Hof van Delftlaan 87B ten kantore van de advocaat mr. A. Ramsoedh, die als zodanig voor hem zal optreden.

1.Procesverloop

1.1.
Op 8 mei 2020 heeft gefailleerde verzet ingesteld tegen het vonnis van 28 april 2020, waarbij hij in staat van faillissement werd verklaard, met benoeming van mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en van mr. S. van Wijk tot curator.
1.2.
Het verzet is op 15 mei 2020 telefonisch behandeld in raadkamer. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- gefailleerde [gefailleerde], bijgestaan door mr. A. Ramsoedh, voornoemd;
- [verzoeker], de verzoeker van het faillissement, bijgestaan door mr. J.J. van Kuijk;
- de curator, voornoemd.
1.3.
De rechtbank maakt verder melding van de ontvangst van:
- het advies van de curator d.d. 14 mei 2020;
- de reactie van mr. Van Kuijk d.d. 14 mei 2020.
1.4.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzet is tijdig ingesteld.
2.2.
Gefailleerde stelt dat verzoeker geen vordering op hem heeft. Aan de hoofdvordering in het faillissementsrekest van € 4.148,27 (exclusief rente) ligt weliswaar een uitspraak van de kantonrechter van 3 oktober 2019 ten grondslag, maar dat vonnis is gericht tegen “[naam gefailleerde] Legal”, gevestigd te [vestigingsplaats]. Dit is een handelsnaam van de commanditaire vennootschap [naam gefailleerde] Participations C.V., waarvan [gefailleerde] slechts gevolmachtigde is en geen vennoot. [Gefailleerde] heeft nooit gehandeld namens de commanditaire vennootschap. De kantonrechter heeft per abuis vonnis gewezen tegen [gefailleerde] in persoon in plaats van tegen de commanditaire vennootschap. Het vonnis berust op een kennelijke misslag en kan dus niet in stand blijven.
2.3.
De verzoeker van het faillissement betoogt dat het faillissement niet kan worden vernietigd vanwege een kennelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter. Hij voert daartoe aan dat gefailleerde heeft berust in het vonnis van de kantonrechter, zodat dit kracht van gewijsde heeft. In dit verband wordt verwezen naar een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:487.
2.4.
De curator heeft het standpunt ingenomen dat hij de stelling van gefailleerde kan volgen dat hij in privé geen partij was bij de procedure bij de kantonrechter. Er is sprake van een onjuiste partijaanduiding, zodat verzoeker geen vordering op gefailleerde heeft. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat wel sprake is van een vorderingsrecht van verzoeker, dan verkeert gefailleerde in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Er zijn meerdere schulden die onbetaald worden gelaten door gefailleerde in privé.
2.5.
De rechtbank moet beoordelen of op dit moment - het moment van beoordeling van het verzet - summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoeker en of gefailleerde verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen, aan de hand van gegevens die thans gelden (Hoge Raad 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1473).
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
2.6.
Voor het uitspreken van het faillissement is op grond van artikel 6 lid 3 Fw onder meer vereist dat summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van verzoeker. Dat kan onder meer blijken uit een vonnis waarbij de gefailleerde tot betaling is veroordeeld. De procedure zoals genoemd onder 2.2. betreft een procedure op tegenspraak, die heeft geleid tot een veroordeling van [gefailleerde], dus gefailleerde in persoon, zowel in conventie als en reconventie tot betaling van een geldbedrag aan verzoeker. Gefailleerde heeft bevestigd dat tegen dit vonnis geen rechtsmiddelen zijn aangewend, zodat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en gezag van gewijsde heeft. Hierdoor staat het vorderingsrecht van verzoeker vast.
2.7.
Voor zover [gefailleerde] stelt dat het vonnis van de kantonrechter berust op een kennelijke misslag, wordt ten overvloede het volgende overwogen. Uit de inleidende dagvaarding die door [gefailleerde] is uitgebracht bij de kantonrechter blijkt niet dat sprake is van een vorderingsrecht van een commanditaire vennootschap of andere rechtspersoon. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de bijgevoegde facturen. Gelet hierop is de kantonrechter begrijpelijkerwijze tot de conclusie gekomen dat sprake is van een vorderingsrecht van [gefailleerde] in persoon.
2.8.
Onweersproken is dat de vordering van verzoeker op gefailleerde niet is betaald. Daarnaast heeft de curator verklaard dat uit zijn (summiere) onderzoek is gebleken dat sprake is van diverse andere vorderingen op gefailleerde, dat niet is gebleken van betalingsregelingen en dat gefailleerde in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Gefailleerde heeft ook deze verklaring niet weersproken.
2.9.
Nu summierlijk is gebleken van diverse vorderingsrechten, is sprake van pluraliteit van schuldeisers. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat gefailleerde voldoende financiële middelen heeft om de vorderingen van verzoeker en de overige schuldeisers in één keer te voldoen, noch dat de kosten van de aanvraag van het faillissement en het salaris van de curator volledig kunnen worden betaald.
2.10.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat gefailleerde in de toestand verkeert dat hij is opgehouden te betalen. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard en het verzoek tot het veroordelen van verzoeker in de kosten van het geding zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst af het verzoek van gefailleerde om verzoeker te veroordelen in de kosten van het geding.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C.M. Höppener, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2020 in aanwezigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.