ECLI:NL:RBDHA:2020:5802
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verblijfsvergunning in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter op 9 maart 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres al een geldige verblijfsvergunning in Italië had, die geldig was tot 2 augustus 2023. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar het onderzoek ter zitting heeft niet plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek schriftelijk af te handelen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres op 30 maart 2020 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Haar gemachtigde heeft aangegeven geen contact meer met haar te hebben en dat er mogelijk sprake is van mensenhandel. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat, gezien de omstandigheden, eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank concludeert dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier.