ECLI:NL:RBDHA:2020:5782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
NL19.29455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres, die zich beklaagde over het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had op 30 oktober 2019 verweerder in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder te laat had beslist. De rechtbank besloot dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.29455
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: P. Ozturk).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiseres. In zijn verweerschrift van 17 december 2019 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder op 30 oktober 2019 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere
termijn geeft (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
7. In zijn verweerschrift zegt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiseres wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiseres kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eiseres. Verweerder verzoekt de rechtbank om te bepalen dat het eerste gehoor van eiseres binnen acht weken na verzending van de uitspraak plaatsvindt. Verweerder verwijst daarbij naar uitspraak van 2 april 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem1.
8. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres in deze zaak nog niet de kans heeft gehad om haar asielaanvraag te onderbouwen. Het is daarom nog niet duidelijk of de aanvraag van eiseres in de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) of de Verlengde Asielprocedure (VA-procedure) zal worden behandeld.
9. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In afwijking van het landelijk beleid van een maximum van € 15.000 wordt het maximum bepaald op
€ 7.5002. De rechtbank verlaagt dit maximum om de termijn dat een dwangsom wordt verbeurd te verkorten. Als de dwangsom nog niet volledig is verbeurd, is het voor een vreemdeling immers lastig een nieuw beroep niet tijdig zonder nieuwe feiten en omstandigheden, gehonoreerd te zien3. Dat betekent dat de vreemdeling, als aan de termijnen niet wordt voldaan en bij een maximum van € 15.000, nog 150 dagen moet wachten voordat alle dwangsommen zijn verbeurd. Deze termijn acht de rechtbank te lang en daarom verkort de rechtbank deze termijn tot 75 dagen. Hiermee komt de rechtbank tegemoet aan het belang van eiseres om, wanneer verweerder aan de uitspraak geen gevolg geeft, de zaak zonder nieuwe feiten en omstandigheden opnieuw aan de rechter voor te kunnen leggen.
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag
3 Rb. Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 25 oktober 2019, r.o. 3 (ECLI:NL:RBDHA:2019:11476).
toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen
worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder
moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Westerhof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
19 juni 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.