ECLI:NL:RBDHA:2020:5545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
NL20.9754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, de Milieuorganisatie MOB, tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 28 april 2020, hield in dat de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling werd gesteld en dat aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 2018 niet meer in beeld is bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en sinds oktober 2019 niet meer is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), met als reden 'Emigratie'. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming.

Aangezien de gemachtigde van eiser niet heeft aangetoond dat er nog contact is met eiser, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter S. Mac Donald, in aanwezigheid van griffier S. Pirs.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.9754 (beroep)
NL20.9755 (vovo)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser, verzoeker, hierna eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling gesteld en aan eiser
een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Na kennis genomen te hebben van de stukken ziet de rechtbank in deze procedures aanleiding om met toepassing van deze bepaling uitspraak te doen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, de conclusie gerechtvaardigd is dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep, aldus de Afdeling. Dit uitgangspunt is recent bevestigd door de Afdeling in de uitspraak van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).
4. In het bestreden besluit heeft verweerder het volgende overwogen. Uit informatie van de korpschef van regionaal politiekorps Noord-Holland van 30 maart 2020, een overzicht uit de Basisregistratie Personen (verder: BRP) van 26 maart 2020 en uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (verder: COA) van 24 maart 2020 is gebleken dat eiser sinds 2018 niet meer in beeld is geweest bij het COA en hij sinds 14 oktober 2019 niet meer is ingeschreven in de BRP, waarbij als reden ‘Emigratie’ is vermeld.
5. De rechtbank stelt vast dat niet is betwist dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Nu de gemachtigde van eiser niet heeft gesteld dan wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij nog contact met eiser onderhoudt, is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op en openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.