ECLI:NL:RBDHA:2020:5144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
NL20.9442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van minderjarige vreemdeling en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Gambiaanse minderjarige, die stelt dat hij geboren is in 2002. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft een uittreksel uit het geboorteregister overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registratie in Italië onjuist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat hij minderjarig is, en dat er geen aanleiding was voor een leeftijdsonderzoek. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielzaken en de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9442
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Janssen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 april 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Op 8 november 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verweerder heeft de Italiaanse autoriteiten op 21 januari 2020 verzocht eiser terug te nemen. Italië heeft niet tijdig op dat verzoek gereageerd. Daarmee staat sinds 5 februari 2020 de verantwoordelijkheid van Italië vast. [1] Verweerder volgt eiser niet in zijn opgegeven geboortedatum. Tijdens de gehoren door de AVIM [2] en de IND [3] is er twijfel ontstaan over de door eiser opgegeven leeftijd. Verweerder heeft daarom een informatieverzoek aan de Italiaanse autoriteiten gestuurd. [4] In reactie daarop heeft Italië laten weten dat eiser daar bekend staat onder twee aliassen: [eiser] , geboren op [geboortedatum] 2000, en [eiser] , geboren op [geboortedatum] 2001. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel gaat verweerder ervan uit dat de registratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft daarom [geboortedatum] 2001 als geboortedatum geregistreerd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de registratie in Italië onjuist is, aldus verweerder.
3. Eiser stelt dat hij minderjarig is en dat verweerder daarom zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Ter onderbouwing heeft hij een kopie van een uittreksel uit het geboorteregister in Gambia overgelegd. Verweerder is ten onrechte uitgegaan van de in Italië geregistreerde datum. Gezien het overgelegde uittreksel en de uitkomst van de leeftijdsschouw, lag het op de weg van verweerder om een leeftijdsonderzoek aan te bieden. Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 19 maart 2020 [5] en stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Eiser stelt verder dat de registratie in Italië te wensen overlaat en verwijst daarbij naar een artikel van Amnesty International [6] , een artikel uit de Groene Amsterdammer [7] en antwoorden van verweerder op Kamervragen van de SP hierover. Tot slot voert eiser aan dat hij bij terugkeer naar Italië terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften en negatieve gevolgen zal hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid. Dublinclaimanten krijgen geen onderdak in Italië, waardoor eiser in de buitenlucht of kraakpanden zal moeten wonen, waardoor hij een grote kans zal lopen besmet te raken met het Covid-19 virus.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [8] mag verweerder er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel vanuit gaan dat de registratie in een andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de – in dit geval – in Italië geregistreerde leeftijd onjuist is. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser heeft een kopie van een uittreksel uit het geboorteregister overgelegd. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 27 maart 2020 blijkt dat dit document niet te beoordelen is, omdat het een kopie betreft. Met dit document heeft eiser daarom niet aannemelijk gemaakt dat de registratie van zijn geboortedatum in Italië onjuist is. Met de artikelen waar eiser naar verwezen heeft, heeft hij dat evenmin aannemelijk gemaakt, nu daaruit niet volgt dat de registratie juist in het geval van eiser onzorgvuldig is geweest.
5. In paragraaf C1/2.2 van de Vc staat het volgende:

LeeftijdsonderzoekDe IND biedt een alleenstaande minderjarige vreemdeling uitsluitend een leeftijdsonderzoek als bedoeld in artikel 3.109d, tweede lid Vreemdelingenbesluit 2000 aan als:
- de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen;
- de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet anderszins aannemelijk kan maken;
- de uitslag relevant is voor het onderzoek naar welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, of voor de vraag of een alleenstaande minderjarige vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd of opvangvoorzieningen van het COA; en
- uit de leeftijdsschouw niet blijkt dat de vreemdeling evident meerderjarig- of minderjarig is.”
6. Vaststaat dat de uitslag van een leeftijdsonderzoek relevant is voor de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Ook staat vast dat uit de leeftijdsschouw niet is gebleken dat eiser evident meerder- of minderjarig is. Wat echter niet vaststaat is dat eiser zijn gestelde minderjarigheid niet met documenten of anderszins aannemelijk kan maken. Eiser heeft weliswaar een kopie van een geboorteakte overgelegd, maar daarmee is – zelfs als van de echtheid daarvan moet worden uitgegaan – niet gezegd dat dit stuk op eiser betrekking heeft. Verweerder heeft daarom niet hoeven uitgaan van de daarin vermelde geboortedatum. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen identificerend document over kan leggen. Verweerder hoefde daarom geen leeftijdsonderzoek aan te bieden en heeft niet gehandeld in strijd met zijn in paragraaf C1/2.2 van de Vc neergelegde beleid.
7. Ten aanzien van eisers stelling dat hij na overdracht aan Italië op straat of in een kraakpand terecht zal komen en daar een groter risico loopt op besmetting met het Covid-19 virus, stelt de rechtbank vast dat eiser dit niet heeft onderbouwd. Verweerder hoefde in deze enkele stelling daarom geen aanleiding te zien de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 25, eerste en tweede lid, van de Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening)
2.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel
3.Immigratie- en Naturalisatiedienst
4.Artikel 34 van de Dublinverordening
6.Amnesty International, januari 2020,
7.De Groene Amsterdammer, 22 januari 2020,
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219) en de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2957).