ECLI:NL:RBDHA:2020:2669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
NL20.4689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening en gebrek aan leeftijdsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een minderjarige uit Gambia, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser stelde dat hij minderjarig was en dat de Italiaanse autoriteiten zijn geboortedatum onterecht hadden geregistreerd als zijnde 1994, terwijl hij beweerde dat hij geboren was in 2002.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen leeftijdsonderzoek was uitgevoerd, ondanks het beleid dat dit vereist wanneer er twijfel bestaat over de leeftijd van een asielzoeker. De rechtbank stelde vast dat de eiser aan de voorwaarden voldeed voor het uitvoeren van een leeftijdsonderzoek en dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de registratie in Italië correct was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.050,-.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de leeftijd van asielzoekers en de noodzaak voor de autoriteiten om adequaat onderzoek te doen naar de juistheid van geregistreerde gegevens in andere lidstaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4689

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Brandt).

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.4690, plaatsgevonden op 12 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2002 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
3. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte is uitgegaan van de door de Italiaanse autoriteiten geregistreerde geboortedatum, namelijk [datum 2] 1994. Verweerder had toepassing moeten geven aan artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening. Eiser wijst op de samenwerkingsverplichting die volgt uit artikel 13 van de Procedurerichtlijn. Deze verplichting omvat meer dan enkel het opvragen van de leeftijdsregistratie in Italië. De uitkomsten van de leeftijdsschouw hadden moeten leiden tot het aanbieden van een leeftijdsonderzoek. Een en ander conform het beleid van verweerder zoals dat is vastgelegd in paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Verweerder overweegt slechts dat eiser enkel heeft verklaard dat de registratie in Italië niet juist is en dat deze verklaring in beginsel niet wordt gevolgd. Deze motivering is niet toereikend.
Het standpunt van verweerder dat eiser identificerende documenten had moeten overleggen om zijn minderjarigheid te bewijzen, kan eiser evenmin volgen, nu hij reeds in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij niet over dergelijke documenten beschikt. Uit beschikbare landeninformatie volgt ook dat identificerende documenten in Gambia niet worden verstrekt aan minderjarigen.
Verder heeft eiser in zijn aanmeldgehoor verklaard dat hij bij de Italiaanse autoriteiten heeft aangegeven dat zij een verkeerde geboortedatum hadden geregistreerd en dat dit voor hem een probleem was. De Italiaanse autoriteiten hebben hem niet willen helpen.
Ter onderbouwing van zijn verklaring dat de Italiaanse autoriteiten zijn geboortedatum hebben veranderd en dat de leeftijdsregistratie in Italië vaak mis gaat heeft eiser verwezen naar de volgende stukken:
- een artikel van Amnesty International van januari 2020:
“Ze noemen het The Game. Maar het leven van deze kindmigranten staat echt op het spel”;
-een artikel van De Groene Amsterdammer van 22 januari 2020:
“Geboortedatum onbekend – Hoe de immigratiedienst onderzoek of een asielzoeker minderjarig is”; en
- antwoorden van Staatssecretaris Broekers-Knol op vragen van Jasper van Dijk van de SP hierover
.Uit deze antwoorden volgt dat, voordat verweerder mag vertrouwen op een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat, eerst onderzoek dient plaats te vinden naar de wijze waarop de registratie in de andere lidstaat tot stand is gekomen.
Het bestreden besluit geeft er geen enkele blijk van dat verweerder een dergelijk onderzoek heeft verricht. Door enkel identificerende documenten te accepteren als bewijs en te weigeren een leeftijdsonderzoek aan te bieden worden personen die uit een land komen waar het niet gebruikelijk is dat minderjarigen identificerende documenten hebben, iedere mogelijkheid ontnomen hun minderjarigheid te bewijzen.
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het op de weg van eiser ligt om met concrete en objectieve informatie te onderbouwen dat de in Italië geregistreerde gegevens niet juist zijn. Dit heeft eiser nagelaten zodat wordt uitgegaan van de personalia zoals deze in Italië bekend zijn. Het beroep op artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening slaagt niet en verweerder heeft terecht geen leeftijdsonderzoek aangeboden. Indien eiser van mening is dat de Italiaanse autoriteiten onjuist hebben gehandeld, had hij zich kunnen wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Italië eiser niet hebben kunnen of willen helpen. Bovendien blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 januari 2017, nr. 201604688/1 en van 20 maart 2017, nr. 201608167/1) dat verweerder op juiste wijze heeft gehandeld in vergelijkbare Dublin-zaken waarin de vreemdeling stelt dat een andere lidstaat ten onrechte een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven.
3.2
Uit paragraaf C1/2.2 van de Vc blijkt, voor zover relevant, het volgende:

Leeftijdsonderzoek
De IND biedt een alleenstaande minderjarige vreemdeling uitsluitend een leeftijdsonderzoek als bedoeld in artikel 3.109d, tweede lid Vb aan als:
- de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen;
- de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet anderszins aannemelijk kan maken;
- de uitslag relevant is voor het onderzoek naar welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, of voor de vraag of een alleenstaande minderjarige vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd of opvangvoorzieningen van het COA; en
- uit de leeftijdsschouw niet blijkt dat de vreemdeling evident meerderjarig- of minderjarig is.
Bij het leeftijdsonderzoek worden röntgenopnamen gemaakt van de groeischijven in het hand/polsgebied en van de sleutelbeenderen. Vervolgens wordt door een arts bepaald of de mate van uitrijping van deze groeischijven past bij de door de vreemdeling opgegeven leeftijd. De uitslag van het leeftijdsonderzoek levert een bewijsmiddel op waarmee de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid kan aantonen.
Het leeftijdsonderzoek kan tijdens of na de rust- en voorbereidingstermijn worden aangeboden en uitgevoerd.”
3.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser aan alle hiervoor genoemde voorwaarden voor het uitvoeren van een leeftijdsonderzoek voldoet. Vast staat dat de uitslag van een leeftijdsonderzoek relevant is voor de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Ook staat vast dat uit de leeftijdsschouw niet is gebleken dat eiser evident meerder- of minderjarig is. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen en heeft daarbij verwezen naar landeninformatie ten aanzien van Gambia. Dat is door verweerder niet betwist. Voor zover verweerder ter zitting heeft gesteld dat eiser in het aanmeldgehoor heeft verklaard over een geboorteakte te beschikken en niet duidelijk is waarom hij deze niet heeft overgelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het aanmeldgehoor volgt (pagina 4) dat eiser heeft verklaard dat hij denkt dat hij een geboorteakte heeft, maar dit te zullen navragen bij zijn moeder. Ter zitting heeft eiser verklaard een en ander te hebben nagevraagd en dat dit niet het geval is. Dit strookt ook met de door eiser overlegde landeninformatie waaruit volgt dat Gambianen hun geboorte pas laten registreren als ze meerderjarig zijn. Daarnaast merkt de rechtbank op dat een geboorteakte door verweerder niet als identificerend document wordt beschouwd omdat dit document (doorgaans) niet is voorzien van een pasfoto, zodat het de rechtbank onduidelijk is waarom verweerder waarde hecht aan het overleggen van de geboorteakte.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd waarom niet is voldaan aan de voorwaarden voor het uitvoeren van een leeftijdsonderzoek en waarom verweerder – in strijd met zijn eigen beleid – niet is overgegaan tot het uitvoeren van een leeftijdsonderzoek.
3.4
Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat een leeftijdsonderzoek – gelet op de registratie in Italië - niet noodzakelijk is, acht de rechtbank ook dat standpunt onvoldoende gemotiveerd. De enkele stelling van verweerder dat uit het onderzoek bij de Italiaanse autoriteiten blijkt dat eiser als geboortedatum [datum 2] 1994 heeft opgegeven en dat daarmee, op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië, voldoende is vastgesteld dat dit zijn geboortedatum is, acht de rechtbank onvoldoende. De Staatssecretaris heeft in haar antwoorden op de Kamervragen immers gesteld dat de IND ook onderzoek doet
naar de wijze waaropde registratie van meerderjarige in de andere lidstaat tot stand is gekomen. Ter zitting heeft eiser bovendien gewezen op het verzoek om informatie van de IND aan de Italiaanse autoriteiten van 4 november 2019, waarin de IND het volgende heeft gevraagd:
“Which personal details were registered in Italy fort the person concerned? In case of multiple registrations, which personal details are leading? How were these personal details substantiated? Did the person concerned submit any documents in Italy? Did an age testing take place? Are there any family members, relatives of siblings present in Italy? Did Italy grant a residence permit or any other kind of permit to the person concerned?”
De Italiaanse autoriteiten hebben daar op 9 december 2019 op gereageerd met het volgende:
“Following your request concerning the above named person, this is to inform you, that:
- He/She was photofingerprinted on 30.06.2017 for “illegal entry” under the alias [naam] born on [datum 2] 1994 , GAMBIA; on 18.07.2017 for “international protection application” under the above mentioned alias;
- Italy refused Him the international protection on 19/10/2018; he has appealed against the rejection decision, but the legal action has ended with the confirmation of the rejection decision on 09/11/2019.
- He has declared himself being not married, with no particular needs, and with no family members living outside his country of origin.”
Uit hetgeen de Italiaanse autoriteiten hebben geantwoord, leidt de rechtbank af dat zij geen antwoord hebben gegeven op de vraag op welke wijze de registratie heeft plaatsgevonden, of eiser een document had dat zijn gegevens droeg en of er een leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt de antwoorden op deze vragen des te meer van belang nu eiser vanaf het begin consistent heeft verklaard over de wijze waarop de Italiaanse autoriteiten zijn gegevens hebben geregistreerd. Eiser heeft telkens verklaard dat hij zijn geboortedatum, [geboortedatum] 2002 , heeft opgeschreven toen hij in Sicilië aankwam, maar dat zijn geboortedatum vervolgens is gewijzigd in die van een meerderjarige met geboortejaar 1994, omdat hij anders geen medische behandeling kon krijgen. Eiser heeft vervolgens steeds tegen de Italiaanse autoriteiten gezegd dat hij minderjarig is, maar steeds werd hem gezegd dat het geen probleem was dat zijn geboortedatum niet klopte en werd hem de hulp geweigerd. Verweerder heeft deze verklaringen niet ongeloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser komen ook overeen met de door hem in de gronden overgelegde informatie van Amnesty International en De Groene Amsterdammer. Ook blijkt uit de Kamervragen dat deze informatie bij verweerder bekend is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van de registratie in Italië uitgaat. Verweerders verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 17 januari 2017 en 20 maart 2017 kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen, nu deze uitspraken op een belangrijk punt verschillen van eisers situatie. Uit deze uitspraken volgt dat de vreemdelingen in kwestie zelf een geboortedatum, al dan niet met gebruikmaking van een (vals) paspoort, had opgegeven waaruit hun meerderjarigheid volgde. Dat is hier niet het geval.
3.5
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder ten onrechte geen leeftijdsonderzoek heeft aangeboden en dat hij met deze werkwijze in strijd met zijn in paragraaf C1/2.2 van de Vc neergelegde beleid handelt. Ter zitting heeft verweerder zich hierover op het standpunt gesteld dat dit beleid los van de Dublinprocedure moet worden gezien en dat het gebruikelijk is om eerst informatie bij de verantwoordelijke lidstaat op te vragen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit standpunt niet kan slagen, nu onder het derde gedachtestreepje van paragraaf C1/2.2 van de Vc duidelijk is aangegeven dat de uitslag van het leeftijdsonderzoek relevant is voor het onderzoek naar welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Het beleid ziet dus wel degelijk ook op Dublinprocedures en kan daar niet los van worden gezien. De stelling van verweerder dat de huidige werkwijze steeds is bevestigd door de Afdeling, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Uit de door verweerder genoemde uitspraken volgt immers niet dat dit standpunt, dat verweerder in strijd met zijn eigen beleid geen leeftijdsonderzoek heeft aangeboden, eerder door een vreemdeling is ingenomen.
De beroepsgrond slaagt.
4. Het beroep is reeds hierom gegrond. De overige gronden behoeven geen bespreking meer.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.