In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een in Bulgarije gevestigd bedrijf, eiseres, en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder. Eiseres kreeg een bestuurlijke boete van € 27.000,- opgelegd wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de stukken, nadat beide partijen toestemming gaven om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had voldaan aan de verplichtingen van de Wav, omdat zij geen tewerkstellingsvergunningen had aangevraagd voor de vreemdelingen die in Nederland arbeid verrichtten. Eiseres betoogde dat het bewijs voor de overtredingen onrechtmatig was verkregen en dat er geen aantoonbare band met Nederland was, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de inspecteurs in het kader van hun toezichthoudende taak de juiste procedures hadden gevolgd en dat de opgelegde boete terecht was. Eiseres had niet aangetoond dat zij alles had gedaan om de overtredingen te voorkomen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.