ECLI:NL:RBDHA:2020:4931
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring op basis van de Huisvestingsverordening Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had op 28 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring, welke op 9 mei 2019 door verweerder werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 9 oktober 2019 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij haar problematische woonsituatie niet op een andere wijze kon oplossen. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat zij had geprobeerd om samen met haar verhuurder, Staedion, door middel van mediation haar woonproblemen op te lossen. Ook was niet aangetoond dat de woning medisch ongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat eiseres niet voldeed aan de bovenliggende voorwaarde van de Huisvestingsverordening, waardoor de aanvraag terecht was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog worden gepubliceerd.