Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 februari 2020, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, ingekomen ter griffie op 26 maart 2020, met producties 1 tot en met 112;
- de akte houdende overlegging producties van de zijde van Novartis c.s., ingekomen ter griffie op 10 april 2020, met producties 14 tot en met 19;
- de akte houdende overlegging producties: bodemdossier, van de zijde van Novartis c.s., ingekomen ter griffie op 10 april 2020, met productie 20;
- de producties 113 en 114 van de zijde van Teva, ingekomen ter griffie op 23 april 2020;
- de akte houdende aanvulling van de grondslag van de eis alsmede overlegging productie van de zijde van Novartis c.s., ingekomen ter griffie op 8 mei 2020, met productie 21 (door Novartis c.s. per abuis als productie 20 genummerd);
- de pleitnotities van partijen, via e-mail onderling en met de voorzieningenrechter uitgewisseld op 12 mei 2020;
- een video conference call op 13 mei 2020 met participatie van partijen/advocaten/deskundigen/toehoorders waarin vragen van de voorzieningenrechter zijn beantwoord en advocaten mondeling hun tweede termijn hebben uitgesproken.
2.De feiten
“Rapamycin derivative for the treatment of a solid tumor associated with deregulated angiogenesis”. EP 246 is verleend op 22 mei 2019 onder inroeping van - onder andere - het prioriteitsdocument GB 0124957.2 van 17 oktober 2001 en is onder meer in Nederland en Oostenrijk van kracht tot 17 februari 2022.