ECLI:NL:RBDHA:2020:4852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
SGR 19/6966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring woningzoekende op basis van Huisvestingsverordening Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een woningzoekende tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een voorrangsverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag was ingediend op 28 februari 2019 en afgewezen bij besluit van 9 mei 2019. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard bij besluit van 26 september 2019. De woningzoekende stelde dat hij zijn woonprobleem niet op een andere manier kon oplossen, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen.

De rechtbank overwoog dat de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 van toepassing was en dat de woningzoekende niet voldeed aan de bovenliggende voorwaarde dat hij zijn situatie niet op een andere wijze kon oplossen. De rechtbank stelde vast dat de woningzoekende over financiële middelen beschikte en dat hij in staat was om een kamer of studio te huren op de particuliere woningmarkt. De rechtbank concludeerde dat de woningzoekende onvoldoende gebruik had gemaakt van de beschikbare woningzoekendensystemen en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn woonprobleem niet kon oplossen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet op een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak zal later openbaar worden gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een voorrangsverklaring, ingediend op 28 februari 2019, afgewezen.
Bij besluit van 26 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep stond op 13 mei 2020 geagendeerd op zitting.
Als gevolg van Coronamaatregelen is de behandeling ter zitting uitgesteld.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Per 1 juli 2019 is in werking getreden de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Gemeenteblad 2019, nr. 160878). Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van overgangsrecht de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 (hierna: de Huisvestingsverordening) in deze zaak van toepassing is.
2. De relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd conform het advies van 25 september 2019 van de Adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de Adviescommissie), omdat niet is voldaan aan de zogeheten bovenliggende voorwaarde, neergelegd in artikel 29, eerste lid, onder g, van de Huisvestingsverordening, te weten dat de woningzoekende de situatie niet op een andere wijze kan oplossen. Eiser heeft een inkomen (een bijstandsuitkering) en zou zijn woonprobleem wel op een andere wijze kunnen oplossen door een kamer, studio of een woning te huren op de particuliere woningmarkt.
4. Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat verweerder het advies van de Adviescommissie ten onrechte heeft overgenomen zonder eiser mee te delen hoe eiser op een andere manier aan een woning kan komen in of buiten Den Haag. Eiser kan geen bewijs van zijn inschrijvingen voor woningen overleggen, omdat deze inschrijvingen allemaal digitaal zijn en nu niet meer beschikbaar zijn.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
In de regio Haaglanden zijn goedkope huurwoningen schaars. Een voorrangsverklaring kan alleen worden verleend aan een woningzoekende waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. Voor een voorrangsverklaring moet eerst aan een aantal algemene voorwaarden worden voldaan; dat zijn de bovenliggende voorwaarden. Deze voorwaarden staan in artikel 29, eerste lid, van de Huisvestingsverordening. Pas nadat aan deze bovenliggende voorwaarden is voldaan, volgt nog een inhoudelijke beoordeling of de woonsituatie door sociale of medische omstandigheden als levensbedreigend of ontwrichtend moet worden aangemerkt.
5.2
Niet in geschil is dat eiser over financiële middelen (een bijstandsuitkering) beschikt en dat verweerder op basis van dit inkomen in beginsel ervan mag uitgaan dat eiser in staat is om een kamer op de particuliere woningmarkt te huren. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval onmogelijk is. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd. In het advies van de Adviescommissie is afdoende gemotiveerd waarom de door eiser overgelegde stukken onvoldoende zijn voor het oordeel dat eiser zijn woonprobleem niet op een andere wijze kan oplossen.
Eiser is in het primaire besluit gewezen op de mogelijkheid een kamer, studio of een woning te huren bijvoorbeeld via www.kamernet.nl of www.pararius.nl en is in de hoorzitting op bezwaar door de Adviescommissie geadviseerd te reageren op woningen die via
Woonnet Haaglanden worden verloot of worden vergeven. In het advies van de Adviescommissie is aangegeven dat als eiser actiever reageert op woningen buiten de gemeente Den Haag, bijvoorbeeld in Zoetermeer, hij de kans van slagen aanzienlijk vergroot. Niet is gebleken dat eiser van al deze voornoemde mogelijkheden uitvoerig gebruik heeft gemaakt. In het verweerschrift van 21 november 2019 heeft verweerder toegelicht dat uit de informatie in het woningzoekendensysteem vooralsnog niet blijkt dat eiser veelvuldig naar een woning buiten Den Haag heeft gezocht, maar dat hij voornamelijk op woningen in Den Haag reageert. Eiser dient wekelijks gebruik te maken van de woningzoekendensystemen.
Uit het vorenstaande blijkt dat eiser onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de aanwezige voorzieningen voor het zoeken van een woning. Er is dan ook niet aannemelijk geworden dat eiser zijn woonprobleem niet kan oplossen door het huren van een kamer, studio of woning op de particuliere markt. Verweerder heeft eiser de afwijzingsgrond van artikel 29, eerste lid, onder g, van de Huisvestingsverordening daarom terecht tegengeworpen.
5.3
Omdat eiser niet voldoet aan de bovenliggende voorwaarde dat hij zijn woonprobleem niet op een andere wijze kan oplossen, heeft verweerder de aanvraag terecht niet inhoudelijk getoetst aan artikel 29, tweede lid, van de Huisvestingsverordening.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:6).
5.4
Voor zover eiser een beroep doet op de in artikel 46 van de Huisvestingsverordening opgenomen hardheidsclausule, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder aanleiding had moeten zien om deze toe te passen. Gelet op de vele woningzoekenden in de regio, is slechts in zeer uitzonderlijke situaties toepassing van de hardheidsclausule op zijn plaats. De situatie van eiser onderscheidt zich niet zodanig van die van andere mensen in de regio die in een moeilijke situatie verkeren dat verweerder aan hem met voorrang boven de vele andere woningzoekenden in de regio een voorrangsverklaring had moeten toekennen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 mei 2020 door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019
Artikel 29
1. Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die:
[…]
g. hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.
[…]
2. Een voorrangsverklaring volgens het eerste lid wordt verleend:
[…].
b. indien een woonsituatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale en/of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt dan wel dat één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel en/of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting uit het geheel waar betrokkene deel van uitmaakt, optreedt en zelf niet in staat is dit op te lossen;
[…].
Artikel 46
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.