Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2020 in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] te [woonplaats] , eisers
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Eiser [eiser 1] heeft op 22 november 2018, mede namens zijn broer [eiser 2] en zijn zus [eiser 3] , bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting en witgoed, een overbruggingsuitkering en een woonkostentoeslag aangevraagd. Verweerder heeft eiser [eiser 1] hiervoor in totaal een bedrag van € 5.616,05 toegekend aan bijzondere bijstand, welk bedrag eisers gezamenlijk betreft. Verweerder heeft dit besluit na heroverweging in bezwaar gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat terecht, volgens een juiste berekening en op goede gronden voor alle door eisers gevraagde kosten bijzondere bijstand is toegekend. Verweerder is van mening dat eisers geen bijzondere bijstand hebben aangevraagd voor de kosten van huur, borg en reparatie van gebreken aan hun woning en bovendien de verhuurder de kosten van die reparatie moet vergoeden.
3. Eisers hebben samengevat weergegeven in beroep aangevoerd dat verweerder niet heeft onderkend dat er in het primaire besluit een motiveringsgebrek was. Verweerder heeft in bezwaar het gebrek hersteld. Dit gebrek had moeten leiden tot gegrondverklaring van het bezwaar met de daarbij horende proceskostenvergoeding. Eisers hebben in bezwaar aangegeven dat er sprake is geweest van onvoorziene kosten om hun woning bewoonbaar te maken. Verweerder had daarop op zijn minst moeten heroverwegen en mocht niet volstaan met de opstelling “u heeft niet aangevraagd”. Ten slotte hebben eisers aangevoerd dat verweerder met de enkele verwijzing naar het beleid is voorbijgegaan aan de afstemmingsnorm van artikel 18 van de Pw. Vanwege de bijzondere situatie van eisers bood het standaard beleid geen adequate oplossing.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
4.1 Eisers hebben allereerst aangevoerd dat verweerder in bezwaar een motiveringsgebrek in het primair besluit heeft hersteld en daarom het bezwaar gegrond had moeten verklaren met een proceskostenvergoeding. Die grond treft geen doel. Verweerder heeft ter zitting terecht aangegeven dat het bestreden besluit slechts een nadere uitleg geeft van wat eisers met het primaire besluit aan bijzondere bijstand is toegekend. Die uitleg betekent geen wijziging of noodzakelijke aanvulling van de motivering van het primaire besluit. Voor zover het daar wel voor zou moeten worden gehouden, zou dit overigens niet tot een andere conclusie leiden. Het herstellen van motiveringsgebreken in bezwaar leidt niet automatisch tot een gegrondverklaring van het bezwaar en tot een proceskostenvergoeding. Er vindt immers op de grondslag van het bezwaar een heroverweging van het primaire besluit plaats. Dat staat met zoveel woorden in artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Die heroverweging is nu juist bedoeld voor het herstellen van eventuele tekortkomingen in de motivering zonder dat dit tot een gegrond bezwaar leidt. Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb staat er zelfs niet aan in de weg dat een primair besluit in bezwaar op een andere grond wordt gehandhaafd dan waar dat besluit oorspronkelijk op ruste. [1] 4.2 Verweerder heeft eisers bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting en witgoed, een overbruggingsuitkering en een woonkostentoeslag toegekend. Uit het beroepschrift leidt de rechtbank af dat eisers van mening zijn dat verweerder hen ook bijzondere bijstand voor de kosten van het bewoonbaar maken hun woning had moeten toekennen. Verweerder heeft echter in het bestreden besluit overwogen dat eisers voor die kosten geen bijzondere bijstand hebben aangevraagd en dat bovendien de verhuurder voor die kosten aansprakelijk is. De rechtbank onderschrijft dat standpunt. Op het aanvraagformulier van 22 november 2018 heeft eiser [eiser 1] ingevuld dat hij bijzondere bijstand wil voor een inrichtingskrediet, een overbruggingsuitkering en een woonkostentoeslag. Hij heeft op dat formulier niet ingevuld dat hij ook bijzondere bijstand wil voor de kosten van het bewoonbaar maken van zijn woning. Bovendien betekent de mogelijkheid om die kosten af te wentelen op de verhuurder dat er een op de bijzondere bijstand voorliggende voorziening is. Die staat toekenning van bijzondere bijstand in de weg. Dat staat in artikel 15, eerste lid, van de Pw. Eisers hebben ter zitting aangegeven dat zij geen contact met de woningbouwvereniging hebben opgenomen met betrekking tot de reparaties aan hun woning. Dat komt voor hun risico. Dit leidt niet tot het oordeel dat verweerder voor de kosten van de reparaties bijzondere bijstand had moeten toekennen.
4.3 Ten slotte kan de stelling van eisers dat verweerder in bezwaar de toegekende bijzondere bijstand op grond van artikel 18 van de Pw had moeten ophogen met de reparatiekosten, niet worden gevolgd. Het is weliswaar zo dat het bijstand verlenend orgaan verplicht is om de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de betrokkene, dat staat immers in artikel 18, eerste lid, van de Pw, maar voor zo'n individuele afstemming is slechts plaats in zeer bijzondere situaties. [2] Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat daarvan in hun geval sprake was, alleen al nu zij niet, althans onvoldoende, nader hebben gespecificeerd welke reparaties aan hun woning zijn uitgevoerd en wat die hebben gekost. Nu niet van een bijzondere situatie is gebleken, zoals hiervoor bedoeld, bestond er voor verweerder geen grond de bijzondere bijstand ingevolge artikel 18 van de Pw nader af te stemmen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.