ECLI:NL:RBDHA:2020:4410
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor opvang van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen en de humanitaire ondergrens
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2020, geregistreerd onder de zaaknummers AWB 20/1142 en AWB 20/1144, staat de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam voor de opvang van een onrechtmatig verblijvende vreemdeling centraal. De eiser, een Eritrese man geboren in 1993, heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn verblijf in de Tijdelijke Opvang Ongedocumenteerden (TOO) door de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor het bewaken van de humanitaire ondergrens van de eiser, aangezien de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk blijft voor de opvang van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. De eiser heeft een zwaar inreisverbod van tien jaar opgelegd gekregen, waardoor hij niet in aanmerking komt voor opvang onder het huidige beleid. De voorzieningenrechter concludeert dat de gemeente in overeenstemming met het beleid heeft gehandeld door de opvang van de eiser te beëindigen. De rechtbank wijst het beroep van de eiser ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt de rol van de staatssecretaris in de opvang van vreemdelingen en de toepassing van het beleid met betrekking tot zwaar inreisverboden.