ECLI:NL:RBDHA:2020:4272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2700 t/m 19/2709, 19/2711, 19/2712, 19/2714 t/m 19/2717 en 19/2719 t/m 19/2724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van cadetten na afronding van de opleiding tot officier aan de Nederlandse Defensie Academie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2020, hebben eisers, bestaande uit 22 cadetten van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Defensie. De primaire besluiten, genomen op 27 september 2018, hielden in dat de eisers met ingang van 27 juli 2018 waren bevorderd tot de rang van vaandrig/kornet. De bestreden besluiten, genomen op 18 of 19 maart 2019, verklaarden de bezwaren van de eisers niet-ontvankelijk en ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het licht van de uitbraak van het coronavirus, waarbij beide partijen toestemming gaven om de zaak op de stukken af te doen.

De rechtbank heeft overwogen dat de bevordering van de eisers tot kornet in overeenstemming is met de regelgeving, met name artikel 3:11 van de Voorlopige voorziening Uitvoeringsregeling AMAR (VV URAMAR). De eisers stelden dat zij op basis van het gelijkheidsbeginsel ook bevorderd moesten worden tot tweede luitenant, zoals hun collega’s die de Militair-Wetenschappelijke Officiersopleiding (MWO) hadden voltooid. De rechtbank oordeelde echter dat de verschillen in opleiding en de bijbehorende regelgeving rechtvaardigen dat de MWO-cadetten eerder worden bevorderd.

De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd voor zover deze de bezwaren van eisers primair niet-ontvankelijk verklaarden, maar heeft de besluiten in stand gelaten voor zover de bezwaren subsidiair ongegrond waren verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris het griffierecht van de eisers dient te vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld op € 787,50. De uitspraak is gedaan door rechter A.E. Dutrieux, in aanwezigheid van griffier J.A. Leijten, en zal later openbaar worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 19/2700 t/m 19/2709, 19/2711, 19/2712, 19/2714 t/m 19/2717 en 19/2719 t/m 19/2724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] , te [plaats] , en 21 anderen volgens de aangehechte lijst,

(gemachtigde: mr. B. Damen),
eisers
en

de Staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: Majoor mr. Y.J. Foliant).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 27 september 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder eisers met ingang van 27 juli 2018 bevorderd tot de rang van vaandrig/kornet.
Bij afzonderlijke besluiten van 18 of 19 maart 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard.
Eisers hebben – ieder voor zich – tegen het hem of haar betreffende bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus en de getroffen strenge maatregelen om verdere uitbreiding daarvan te voorkomen heeft de rechtbank partijen gevraagd of er voorkeur bestaat de zaak uit te stellen of dat de zaak kan worden afgedaan op de stukken. Beide partijen hebben toestemming gegeven om de zaak op de stukken af te doen.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding.
1. Op de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) worden cadetten opgeleid tot officier. Met een afgeronde hoger beroepsopleiding (HBO) of een
wetenschappelijke opleiding (WO) kan de Korte Officiers Opleiding (KOO) van één
jaar worden gevolgd. Met een afgeronde middelbare schoolopleiding op het
niveau van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO) kan de Militair-Wetenschappelijke Officiersopleiding (MWO) van vier jaar worden gevolgd. Een driejarige, geaccrediteerde bachelor verzorgd door de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) is onderdeel van de MWO. Tijdens de opleiding zijn er verschillende momenten waarop er bevorderingen kunnen plaatsvinden. De grondslag hiervan is te vinden in artikel 24b van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) en de bepalingen van de Voorlopige voorziening Uitvoeringsregeling AMAR (VV URAMAR).
Regelgeving
2. Ingevolge artikel 24b, eerste lid, van het AMAR kan de militair door de Minister tijdens een initiële opleiding worden bevorderd wegens het afsluiten van de opleiding of een gedeelte daarvan.
Ingevolge artikel 24b, zevende lid, van het AMAR kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld voor bevorderingen tijdens of aansluitend op een opleiding dan wel op grond van ervaringsopbouw.
Ingevolge artikel 3:11, vierde lid, aanhef en onder c, van de VV URAMAR wordt de militair die via de niet-wetenschappelijke officiersopleiding wordt opgeleid tot officier van de Koninklijke Marechaussee bevorderd tot tweede luitenant, nadat de algemene luitenantsopleiding (ALO) 1 en 2 en de Vaktechnische Opleiding (VTO), waarvan een duale HBO-bacheloropleiding deel uitmaakt, succesvol zijn afgerond, met ingang van de dag waarop die militair zijn functie is toegewezen waaraan de rang van luitenant is verbonden.
Ingevolge artikel 3:11, vijfde lid, aanhef onder d, van de VV URAMAR wordt de militair die via de MWO wordt opgeleid tot officier, bevorderd tot de rang van tweede luitenant nadat: (1) de volledige MWO, waarvan de bachelor studie deel uitmaakt, succesvol is afgerond, met ingang van de dag waarop die militair een functie is toegewezen waaraan de rang van luitenant is verbonden, dan wel (2) met ingang van de dag gelegen vier jaar na aanvang van de opleiding, indien het voor hem geldende reguliere opleidingstraject tot dan toe binnen de normale termijnen succesvol is doorlopen.
Primaire besluiten en bezwaren daartegen
3. Bij de primaire besluiten heeft verweerder eisers bevorderd tot de rang van vaandrig/kornet met ingang 27 juli 2018, de datum van voltooiing van de KOO. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt, omdat zij vinden dat zij op grond van het gelijkheidsbeginsel, evenals hun collega’s die de MWO met succes hebben voltooid, na afronding van hun opleiding, en vóórdat zij beginnen aan de VTO te Apeldoorn, moeten worden bevorderd tot tweede luitenant.
Ontvankelijkheid bezwaren
4.1.
Verweerder heeft de bezwaren van eisers primair niet-ontvankelijk verklaard omdat het AMAR een algemeen verbindend voorschrift is en de VV URAMAR een beleidsregel is, waartegen, gelet op artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar openstaat.
4.2.
De rechtbank is – met eisers – van oordeel dat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen (bepalingen van) het AMAR of de VV URAMAR zelf, maar tegen daarop gebaseerde hen individueel rakende bevorderingsbesluiten. Tegen die besluiten staat beroep en, daaraan voorafgaand, bezwaar open. De beroepen zijn reeds om die reden gegrond. De bestreden besluiten komen voor vernietiging in aanmerking voor zover daarbij de bezwaren van eisers primair niet-ontvankelijk zijn verklaard.
bevordering tot de rang van kornet of tweede luitenant?
5.1.
Verweerder heeft subsidiair het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel verworpen en zijn primaire bevorderingsbesluiten gehandhaafd.
Verweerder stelt dat eisers bevordering tot kornet, nadat zij de KOO en de ALO 1 en 2 hadden gevolgd, in overeenstemming is met artikel 3:11, vierde lid, aanhef en onder b, van de VV URAMAR.
Eisers komen, nu zij de verkorte officiersopleiding hebben gedaan, pas voor bevordering naar de rang van tweede luitenant in aanmerking, zo begrijpt de rechtbank verweerders standpunt, indien hen een functie is toegewezen waaraan de rang van luitenant is verbonden, zoals staat in artikel 3:11, vierde lid, aanhef en onder c van de VV URAMAR (alsook in artikel 3:11, derde lid, aanhef en onder c, van de VV URAMAR, voor zover het gaat om militairen van de Koninklijke Landmacht of Koninklijke Luchtmacht).
Voorts is de bevordering tot tweede luitenant van cadetten die de MWO hebben voltooid, voordat hen een functie is toegewezen waaraan de rang van tweede luitenant is verbonden, in overeenstemming met artikel 3:11, vijfde lid, aanhef en onder d, sub 2, van de VV URAMAR.
Deze regelgeving acht verweerder niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zodat niet kan worden gezegd dat de bestreden besluiten niet op deze regelgeving gebaseerd zouden mogen worden (de zogenoemde exceptieve toetsing). Verweerder betwist niet dat de eindeisen van de KOO en MWO gelijkwaardig zijn, maar stelt dat op essentiële punten geen sprake is van gelijke gevallen. Allereerst krijgen de MWO-cadetten, vanwege de langere initiële opleiding, op grond van artikel 12k, tweede lid, aanhef onder a, van de Militaire Ambtenarenwet 1932 jo. artikel 7 van het AMAR een langere dienverplichting opgelegd. Daarnaast hebben de KOO-cadetten een HBO- of WO opleiding gevolgd en de MWO-cadetten een van de door de FMW aangeboden militair gerelateerde opleidingen. Verder hebben de MWO-cadetten drie jaar langer op de NLDA gestudeerd en in die tijd heeft een belangrijke vorming tot militair of officier plaatsgevonden, zodat er ook in ervaring grote verschillen zijn.
5.2.
Eisers handhaven in beroep hun stelling dat het gelijkheidsbeginsel wordt
geschonden omdat de MWO-cadetten vóór de start van de VTO wel worden
bevorderd tot de rang van tweede luitenant. Hierdoor ontstaat een grote
ongelijkheid, die zich uit in onder andere salaris, carrièreperspectief en aanzien op de
werkvloer. Deze ongelijkheid achten eisers onredelijk en onbillijk omdat het onderscheid alleen is gebaseerd op het gegeven dat iemand een bachelorsdiploma heeft behaald voor aanvang van of tijdens de opleiding aan de NLDA. Zoals majoor [majoor] , commandant cadetteneskadron, in een e-mail heeft bevestigd volgen de
cadetten van de KOO en de MWO hetzelfde opleidingsprogramma aan de
NLDA, te weten de beroepsopleiding (BO) 1 tot en met 4. Het verschil is slechts dat
de MWO-cadetten een vierjarig programma aan de NLDA volgen inclusief een
studie aan de FMW terwijl de KOO-cadetten slechts één jaar een programma aan
de NLDA volgen zonder studie aan de FMW, aangezien zij reeds een HBO- of WO-studie hebben afgerond.
Oordeel rechtbank
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de bevordering van eisers tot kornet in overeenstemming is met de regelgeving, in het bijzonder artikel 3:11, vierde lid, aanhef en onder b, van de VV URAMAR. Het bepaalde in artikel 3:11, vierde lid, aanhef en onder c, van de VV URAMAR is op eisers niet van toepassing aangezien hen op 27 juli 2018 nog geen luitenantsfunctie was toegewezen.
6.2.
Algemeen verbindende voorschriften, die geen wet in formele zin zijn, zoals de VV URAMAR, kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. Daarnaast kunnen aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van een algemeen verbindend voorschrift zodanig ernstige gebreken kleven dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren beslissingen. Dit betekent dat aan de rechter de bevoegdheid toekomt te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding betrokken besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, een belangrijk richtsnoer. De intensiteit van de beoordeling kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, minder of meer terughoudend zijn (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016).
6.3.
Verweerder komt een grote mate van beoordelingsruimte toe bij de inrichting van zijn organisatie en meer bepaald op welk moment cadetten tijdens en na afronding van hun opleiding worden bevorderd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in voldoende mate heeft onderbouwd dat de verschillen in bevorderingsmomenten tussen MWO-cadetten en KOO-cadetten kunnen worden gedragen door de tussen de beide groepen bestaande verschillen. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de volgende drie verschillen:
a. De MWO-cadetten wordt, vanwege de langere initiële opleiding, op grond van artikel 12k, tweede lid, aanhef onder a, van de Militaire Ambtenarenwet 1932 jo. artikel 7 van het AMAR een langere dienverplichting opgelegd;
b. De KOO-cadetten hebben een HBO- of WO opleiding gevolgd met een niet specifiek militair karakter, terwijl de MWO-cadetten een van de door de FMW aangeboden opleidingen met een specifiek militair karakter hebben gevolgd;
c. De MWO-cadetten hebben drie jaar langer op de NLDA gestudeerd dan de KOO-cadetten en hebben derhalve een langere ervaring als militair binnen de defensieorganisatie opgedaan.
6.4.
Gelet daarop kan niet worden gezegd dat aan de inhoud van het VV URAMAR op het punt van de bevordering van cadetten tijdens en na afronding van de opleiding tot officier, zodanig ernstige gebreken kleven dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren beslissingen.
6.5.
Dit betekent dat de bestreden besluiten voor zover daarbij subsidiair de bezwaren inhoudelijk ongegrond zijn verklaard, in rechte standhouden.
conclusie
7. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten voor zover daarbij de bezwaren primair niet-ontvankelijk zijn verklaard. Voor zover de bezwaren subsidiair ongegrond zijn verklaard blijven de bestreden besluiten dus in stand.
8. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Het betreft dus 22 maal € 174,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 787,50 (1 punt voor het indienen van de samenhangende beroepschriften met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1,5 aangezien het gaat om meer dan vier samenhangende zaken met een gemiddeld gewicht.)

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten voor zover daarbij primair de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk zijn verklaard en laat deze voor het overige in stand;
  • draagt verweerder op aan ieder van de eisers het door hem/haar betaalde griffierecht van € 174,- te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 787,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 13 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Nr.
Naam
Woonplaats
Zaaknr.
1.
[eiser 2]
[woonplaats 1]
19/2701
2.
[eiser 3]
[woonplaats 2]
19/2702
3.
[eiser 4]
[woonplaats 3]
19/2703
4.
[eiser 4]
[woonplaats 4]
19/2704
5.
[eiser 5]
[woonplaats 5]
19/2705
6.
[eiser 7]
[woonplaats 6]
19/2706
7.
[eiser 8]
[woonplaats 7]
19/2707
8.
[eiser 9]
[woonplaats 8]
19/2708
9.
[eiser 10]
[woonplaats 9]
19/2709
10.
[eiser 11]
[woonplaats 10]
19/2711
11.
[eiser 12]
[woonplaats 11]
19/2712
12.
[eiser 13]
[woonplaats 12]
19/2714
13.
[eiser 14]
[woonplaats 13]
19/2715
14.
[eiser 15]
[woonplaats 14]
19/2716
15.
[eiser 16]
[woonplaats 15]
19/2717
16.
[eiser 17]
[woonplaats 16]
19/2719
17.
[eiser 18]
[woonplaats 17]
19/2720
18.
[eiser 19]
[woonplaats 18]
19/2721
19.
[eiser 20]
[woonplaats 19]
19/2722
20.
[eiser 21]
[woonplaats 20]
19/2723
21.
[eiser 22]
[woonplaats 21]
19/2724