In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, was op 23 april 2020 staande gehouden door ambtenaren van de vreemdelingenpolitie. De rechtbank oordeelt dat de staandehouding rechtmatig was, omdat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. Eiser had geen paspoort en kon niet aantonen dat hij op de juiste wijze Nederland was binnengekomen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was om te voorkomen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou belemmeren.
Eiser voerde aan dat er geen zicht op verwijdering naar Marokko was vanwege de coronamaatregelen, maar de rechtbank oordeelt dat dit een tijdelijke belemmering is en dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting. De rechtbank heeft ook de belangenafweging van verweerder beoordeeld en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de noodzaak van de bewaring. Eiser's verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 mei 2020.