ECLI:NL:RBDHA:2020:4149
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, tegen een besluit van verweerder om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijk land voor de behandeling van de aanvraag was aangewezen. Eiser had op 23 maart 2020 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bestuursrechter het onderzoek kan sluiten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank constateert dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De uitspraak is nog niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.