ECLI:NL:RBDHA:2020:4079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
5 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen naar norm gehuwde na onderzoek woonsituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een AOW-pensioen ontvangt, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiser ontving sinds 8 april 2013 een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande, maar na een onderzoek naar zijn woonsituatie heeft de Sociale Verzekeringsbank besloten om zijn pensioen te herzien naar de norm van een gehuwde. Dit besluit volgde op een huisbezoek en een vragenlijst die eiser had ingevuld, waarin hij aangaf gehuwd te zijn maar alleen te wonen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen eiser en zijn echtgenote, ondanks de beweringen van eiser dat hij wel degelijk duurzaam gescheiden leeft. De rechtbank oordeelde dat de feitelijke omstandigheden, zoals het regelmatig contact tussen eiser en zijn echtgenote en gezamenlijke activiteiten, erop wijzen dat zij niet als afzonderlijk levende echtgenoten kunnen worden beschouwd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante wetgeving en eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad, die stellen dat voor duurzaam gescheiden leven meer vereist is dan alleen het feit dat de echtgenoten niet samenwonen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de Sociale Verzekeringsbank terecht het AOW-pensioen van eiser heeft herzien naar de norm van een gehuwde, en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Laterveer-Runderkamp, griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5019

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.M. Emeis),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,

verweerder
(gemachtigde: W. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het ouderdomspensioen van eiser ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm van een alleenstaande met ingang van april 2019 herzien naar de norm van een gehuwde.
Bij besluit van 12 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft dit nadien aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser ontvangt sinds 8 april 2013 een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande. Op zijn aanvraag om ouderdomspensioen heeft eiser destijds ingevuld dat hij gehuwd is met [A] ( [A] ), maar dat hij alleen woont.
1.2
Verweerder heeft het dossier van eiser geselecteerd in het kader van een onderzoek naar de woonsituatie van klanten om zekerheid te krijgen of klanten wel het juiste bedrag aan pensioen of uitkering ontvangen (project DGL). In het kader van het project DGL hebben twee medewerkers van verweerder op 13 maart 2019 een huisbezoek afgelegd in de woning van eiser. Tijdens dit huisbezoek heeft eiser een zogeheten vragenlijst ‘Onderzoek DGL’ ingevuld en ondertekend. De bevindingen van het huisbezoek zijn tezamen met verzamelde informatie omtrent de woonsituatie van eiser vastgelegd in een handhavingsrapportage van 14 maart 2019 en hebben geleid tot het primaire besluit.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser en [A] niet een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk is. Er is dus geen sprake van duurzaam gescheiden leven. Het AOW-pensioen van eiser is daarom vanaf april 2019 aangepast naar de norm van een gehuwde.
3. Eiser is het hier niet mee eens. Hij leeft wel degelijk duurzaam gescheiden van [A] . Dit kan uit het dossier worden afgeleid. Zowel van de zijde van eiser als van de zijde van [A] wordt de wil om duurzaam gescheiden te leven naar buiten uitdrukkelijk gemanifesteerd en doet zich een bestendige toestand van een verbroken samenleving voor. Er is slechts minimaal en sporadisch contact tussen eiser en [A] en er worden nauwelijks gezamenlijke activiteiten ondernomen. Uit dat wat eiser heeft verklaard kan niet de conclusie worden getrokken dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.2
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3019) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. Zoals de Centrale Raad van Beroep eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932) kan de echtelijke samenleving bestaan zonder dat van samenwonen sprake is.
4.3
De Hoge Raad legt het begrip duurzaam gescheiden leven op dezelfde wijze uit als de CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL7267). Bij gehuwden is niet doorslaggevend of zij een gezamenlijke huishouding vormen. Zij hebben geen samenwoningsplicht, maar wel een wettelijke verplichting tot wederzijdse hulp en bijstand, waardoor tussen hen van een hechtere economische eenheid moet worden uitgegaan dan tussen ongehuwd samenwonenden.
4.4
Aangezien een huwelijk (en in dit geval het voortbestaan ervan) een echtelijke samenleving veronderstelt, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat van duurzaam gescheiden leven sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd.
5.1
Vaststaat dat eiser en [A] gehuwd zijn. Uitgangspunt is dat de gehuwde status leidend is, tenzij het tegendeel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.2 is overwogen, is het voor het aannemen van duurzaam gescheiden leven niet voldoende dat eiser en [A] niet samenwonen. De rechtbank acht voorts het volgende van belang. Uit het door verweerder verrichte onderzoek is gebleken dat eiser en [A] elkaar ongeveer één keer per week zien. Zij hebben ook telefonisch contact, onder meer vanwege hun gezamenlijke kinderen, en eiser blijft incidenteel bij [A] overnachten, als er alcohol is gedronken, bijvoorbeeld met Oud en Nieuw of met Kerst. Eiser gaat onder meer naar [A] toe om hun beider dochter te zien en deze dochter te helpen met school. Ook gaan eiser en [A] wel eens samen uit eten, te weten op verjaardagen van de kinderen en met kerst. Eiser en [A] betalen dan afwisselend de rekening. Daarnaast is gebleken dat eiser [A] heeft geholpen met het installeren van een rookmelderssysteem in de woning van [A] en dat [A] eiser financieel heeft ondersteund toen hij dringend geld nodig had omdat zijn auto kapot ging. Dit bedrag heeft eiser niet aan [A] terug hoeven betalen. Ook heeft [A] eiser naar een arts gebracht, omdat hij niet over een auto beschikte. Ten slotte is gebleken dat eiser voor zijn pensioen in Engeland geregistreerd staat als gehuwd.
5.2
Voor zover eiser stelt dat het contact tussen hem en [A] enkel plaatsvindt in verband met de kinderen, wat [A] tegenspreekt, wijst de rechtbank erop dat het motief voor de contacten met elkaar niet van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven (zie de uitspraak van de CRvB van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3019).
6. De rechtbank is van oordeel dat het gehuwd zijn in samenhang bezien met de (andere) niet-zakelijke contacten die bestaan tussen eiser en [A] maken dat hier niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. De door eiser aangehaalde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 juli 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2471) leidt niet tot een ander oordeel. Het feit dat in die zaak sprake is van een objectief andere situatie, maakt niet dat daarom in onderhavige zaak sprake moet zijn van een andere uitkomst.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser en [A] niet duurzaam gescheiden leven. Verweerder heeft het aan eiser toegekende ouderdomspensioen dan ook terecht gewijzigd in een ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde.
8. Het beroep is ongegrond
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. Laterveer-Runderkamp, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.