ECLI:NL:RBDHA:2020:4079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen naar norm gehuwde na onderzoek woonsituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een AOW-pensioen ontvangt, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiser ontving sinds 8 april 2013 een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande, maar na een onderzoek naar zijn woonsituatie heeft de Sociale Verzekeringsbank besloten om zijn pensioen te herzien naar de norm van een gehuwde. Dit besluit volgde op een huisbezoek en een vragenlijst die eiser had ingevuld, waarin hij aangaf gehuwd te zijn maar alleen te wonen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen eiser en zijn echtgenote, ondanks de beweringen van eiser dat hij wel degelijk duurzaam gescheiden leeft. De rechtbank oordeelde dat de feitelijke omstandigheden, zoals het regelmatig contact tussen eiser en zijn echtgenote en gezamenlijke activiteiten, erop wijzen dat zij niet als afzonderlijk levende echtgenoten kunnen worden beschouwd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante wetgeving en eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad, die stellen dat voor duurzaam gescheiden leven meer vereist is dan alleen het feit dat de echtgenoten niet samenwonen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de Sociale Verzekeringsbank terecht het AOW-pensioen van eiser heeft herzien naar de norm van een gehuwde, en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Laterveer-Runderkamp, griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.