ECLI:NL:RBDHA:2020:406
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 2 januari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel die op 31 december 2019 was opgelegd. De betrokkene, een man geboren in 2000, verblijft in een accommodatie en heeft een psychische stoornis, specifiek een psychose in het kader van schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene, zijn advocaat, de officier van justitie en een psychiater.
De officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de crisismaatregel, waarbij hij aanvullende vormen van verplichte zorg heeft voorgesteld, zoals toediening van medicatie, beperking van de bewegingsvrijheid, insluiting, en onderzoek aan kleding of lichaam. De advocaat van de betrokkene heeft verweer gevoerd en betoogd dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de burgemeester in de eerdere beschikking alleen opname in een accommodatie als verplichte zorg had opgenomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde vormen van zorg noodzakelijk zijn om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat verworpen en de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor een periode van drie weken, met specifieke maatregelen die kunnen worden getroffen. De beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, en is vastgesteld op 17 januari 2020.