Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse zelfstandige en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het doel om als zelfstandige te werken. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij duurzaam over voldoende middelen van bestaan zou beschikken. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen ondernemingsplan had overgelegd en ook geen relevante documenten zoals diploma's, arbeidsovereenkomsten of omzetgegevens had ingediend. Dit maakte het voor de rechtbank onmogelijk om te beoordelen of de eiser aan de vereisten voldeed.
De rechtbank behandelde ook het verzoek van de eiser om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet totdat er een beslissing op zijn beroep was genomen. De voorzieningenrechter wees dit verzoek af, omdat het belang van de hoofdzaak inmiddels was komen te vervallen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de aanvraag niet zorgvuldig was onderbouwd en dat er geen herstelverzuim was geboden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.