Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen
[eiser] als erfgenaam van [A] , te [woonplaats] , eiser,
het Centraal administratiekantoor (CAK), verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de eigen bijdrage voor zorg ingevolge de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, als erfgenaam van zijn overleden echtgenote, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal administratiekantoor (CAK) dat de eigen bijdrage voor de Wlz-zorg had vastgesteld op € 161,80 per maand. De eigen bijdrage was vastgesteld op basis van inkomensgegevens van de Belastingdienst. Eiser betwistte de hoogte van de eigen bijdrage en stelde dat zijn echtgenote nooit een volledig pakket thuis (VPT) had geaccepteerd, maar enkel een modulair pakket thuis (MPT) had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van eiser vanaf 22 juni 2018 Wlz-zorg ontving en dat de eigen bijdrage correct was vastgesteld. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn echtgenote niet de geindiceerde zorg had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de eigen bijdrage dwingendrechtelijk van aard is en dat er geen ruimte is voor coulance of hardheidsclausules. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het CAK.