Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
grondonderzoeksrapportvan circa 600 pagina's (hierna 'het Rapport').
Hierbij voorstel boedelomschrijving voor bij de VSO; kan jij je daarin vinden? Ik heb de verwachting dat ik einde middag concept VSO gereed heb. Dan kan jij vrijdag dit intern afhechten. Hoop dat dat lukt. Dan kunnen we maandagochtend vroeg de VSO samen tekenen en zijn we de inlichtingen her-aanbesteding voor. Dat zou een mooi scenario zijn. Voor de volledigheid overleg ik bij de VSO ook een bewijs dat ik tekenbevoegd ben vanuit VWKO voor het verrichten van deze handeling. Voor de zorgvuldigheid lijkt het me juist dat we dat ten aanzien van jouw ondertekening ook een "bewijs" hebben van bevoegd zijn. Dit om iedere discussie of twijfel uit te sluiten. Kan je je hierin vinden?"
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
2.Omvang en inhoud afspraken
3.Betaling
8.Toepasselijk recht en geschillen
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
geïnformeerd, zij (de Minister) gebonden was aan het onderhandelingsresultaat zonder enige zeggenschap daarover. Het lag (veel) meer voor de hand dat zij daaraan haar goedkeuring diende te verlenen. Aangenomen moet worden dat VWKO dat ook heeft begrepen. Dit blijkt allereerst uit het onder 2.20 vermelde bericht van [B] van 28 mei 2019 waarin deze aangeeft dat [C] de volgende dag bij de Minister zal langsgaan en afsluit met de opmerking
Fingers crossed en Inchallah!. Dit wijst er op dat [B] zich realiseerde dat de VSO nog niet rond was zolang de Minister niet instemde met het resultaat. Voorts geeft [A] in zijn onder 2.21 vermelde WhatsAppbericht van 28 mei 2019 uitdrukkelijk aan dat hij ermee bekend was dat de VSO niet eerder kan worden ondertekend dan na akkoord van de Minister. Voor zover VWKO heeft gesteld dat [A] dat niet tot uitdrukking heeft willen brengen in zijn bericht, heeft zij dan onvoldoende nader onderbouwd.
totdat VWKO aan RWS schriftelijk heeft bevestigd dat hij heeft voldaan aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de VSO. Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de vordering sub I is overwogen volgt dat in dit kort geding niet kan worden aangenomen dat tussen partijen een perfecte VSO tot stand is gekomen. In die situatie kan van RWS niet worden verwacht en verlangd dat hij zal voldoen aan de door VWKO bedoelde verplichtingen. Daarmee zijn de vorderingen sub II en III in feite zinledig geworden. Toewijzing van die vorderingen zonder voormeld - door VWKO voorgesteld - 'eindmoment' zou betekenen dat meer wordt toegewezen dan gevorderd, wat niet kan.