Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 10 oktober 2017 heeft verweerder de aanvraag van eiser om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 augustus 2019 [3] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, dit beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-.
Overwegingen
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarna met het bestreden besluit ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. De vergunning is verleend met ingang van 8 november 2016, geldig tot 8 november 2021. In het besluit staat ook het volgende vermeld: “Ten overvloede wordt opgemerkt dat de asielaanvraag van betrokkene onder voorbehoud wordt ingewilligd, in afwachting van de resultaten van het ingestelde onderzoek naar zijn verblijfsrecht in en toelating tot Albanië” (hierna: de bestreden passage).
Verweerder heeft zich in deze procedure vanaf het begin op het standpunt gesteld dat de mogelijkheden voor verblijf in en toegang tot Albanië in de weg staan aan eisers recht op een asielvergunning. Maar inmiddels heeft verweerder de asielaanvraag zonder voorbehoud ingewilligd. Daarmee heeft verweerder dus uitdrukkelijk en ongeclausuleerd de weigeringsgrond die is gebaseerd op de mogelijkheden voor toegang tot en verblijf in Albanië prijsgegeven. Eiser heeft daarmee een onvoorwaardelijke eigen verblijfsvergunning asiel gekregen die niet afhankelijk is van het verblijfsrecht van iemand anders of van een andere omstandigheid. De vergelijking met de zaken in de aangehaalde uitspraken van de Afdeling [6] gaan naar het oordeel van de rechtbank daarom ook niet op. De asielvergunning van eiser kan alleen op basis van de omstandigheden als genoemd in artikel 32 Vw worden ingetrokken. Eisers gemachtigde heeft op zitting nog aangevoerd dat, ook al is er geen sprake van een daadwerkelijk voorbehoud, de bestreden passage wel het (rechts)gevolg heeft dat eiser bij een mogelijke intrekking van zijn verblijfsvergunning geen beroep meer kan doen op het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. De rechtbank volgt dat in het licht van de jurisprudentie van de Afdeling over procesbelang ten aanzien van mededelingen van informatieve aard niet. Nog afgezien van de vraag of een verblijfsrecht in Albanië een juridische basis voor intrekking zou kunnen opleveren, kan eiser in een eventuele intrekkingsprocedure op die grond alle gronden aanvoeren die hij wenst, ook over de vraag wat de betekenis is van de bestreden passage voor de beoordeling van die eventuele intrekking.