ECLI:NL:RBDHA:2020:2498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
NL19.26819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet in behandeling name van een asielaanvraag en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2020, wordt de niet in behandeling name van de asielaanvraag van eiseres beoordeeld. Eiseres had op 26 april 2019 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van haar aanvraag. De rechtbank onderzoekt of de termijn voor overdracht aan Italië is opgeschort door het indienen van een bezwaar tegen de afwijzing van een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat Italië niet binnen de gestelde termijn op het terugnameverzoek heeft gereageerd, wat betekent dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag bij Italië ligt. Echter, de rechtbank oordeelt dat de overdrachtstermijn is verstreken omdat eiseres geen verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend binnen de vereiste termijn. Hierdoor is Nederland verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om tijdig juridische stappen te ondernemen om hun rechten te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.26819

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P. Guérain).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren. Verweerder heeft een reactie ingediend, waarop eiseres heeft gereageerd.
De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Geen van de partijen heeft vervolgens binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht nogmaals ter zitting te worden gehoord, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het niet in behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Daarbij komt aan de orde of de verantwoordelijkheid van Italië om eiser terug te nemen is komen te vervallen. Dit is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de termijn waarbinnen de overdracht moet plaatsvinden is opgeschort door het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de reguliere aanvraag. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord is de verplichting voor Italië om eiseres terug te nemen vervallen.
1.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is de achtergrond van deze zaak?
2. Eiseres heeft op 26 april 2019 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Uit onderzoek in het Eurodac-systeem is gebleken dat eiseres op 5 maart 2017 om internationale bescherming heeft verzocht in Italië. Verweerder heeft op 5 juni 2019 de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiseres terug te nemen. Zij hebben het terugnameverzoek diezelfde dag ontvangen. Italië heeft niet op het terugnameverzoek gereageerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen.
2.1.
Eiseres heeft op 13 september 2019 aangifte van mensenhandel gedaan. Verweerder heeft de op 16 september 2019 doorgestuurde kennisgeving van aangifte aangemerkt als een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘humanitair tijdelijk’ in het kader van mensenhandel. Bij besluit van 20 september 2019 heeft verweerder die aanvraag afgewezen. Eiseres heeft daartegen op 15 oktober 2019 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 20 november 2019 heeft verweerder het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een reguliere verblijfsvergunning ongegrond verklaard.
Is de verantwoordelijkheid van Italië om eiseres terug te nemen komen te vervallen?
3. Eiseres betoogt in de eerste plaats dat de verplichting voor Italië om haar terug te nemen is komen te vervallen en dat de verantwoordelijkheid op Nederland over is gegaan, omdat de termijn waarbinnen de overdracht moet plaatsvinden is verstreken.
3.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het indienen van het bezwaarschrift bezwaarlijk anders kan worden gelezen dan een verzoek om de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het bezwaar in de zin van artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. Eiseres kon door het indienen van het bezwaarschrift immers feitelijk niet worden overgedragen, omdat er op grond van artikel 73, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 sprake is van opschortende werking. Verweerder verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de toelichting bij WBV 2019/10 [1] , waarin staat dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat ook rechtsmiddelen die zich niet rechtstreeks richten tegen het overdrachtsbesluit, maar die wel als gevolg hebben dat dat overdrachtsbesluit niet ten uitvoer kan worden gelegd opschortende werking hebben in de zin van artikel 27, derde lid van de Dublinverordening. Volgens verweerder vangt vanaf de beslissing op bezwaar van 20 november 2019 een nieuwe termijn aan waarbinnen eiseres aan Italië dient te worden overgedragen.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat Italië niet binnen de gestelde termijn van twee weken op het terugnameverzoek heeft gereageerd. [2] Dit staat gelijk aan een aanvaarding van het verzoek. [3] De verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek berust daarom bij Italië. De verantwoordelijkheid gaat weer over op Nederland indien de overdracht niet plaatsvindt binnen zes maanden vanaf de (fictieve) aanvaarding van het verzoek om terugname. [4] De overdrachtstermijn van zes maanden is gaan lopen vanaf 19 juni 2019. Deze termijn zou dus op 19 december 2019 verstrijken, tenzij deze op enig moment is opgeschort door het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de reguliere aanvraag, zoals verweerder stelt en eiser bestrijdt.
3.3.
Voor de vraag of een overdrachtstermijn wordt opgeschort is de Dublinverordening bepalend. In artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening is bepaald dat overdracht plaatsvindt binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek van een andere lidstaat om de betrokkene over of terug te nemen of vanaf de definitieve beslissing op het beroep of het bezwaar wanneer dit overeenkomstig artikel 27, derde lid, opschortende werking heeft. Daaruit leidt de rechtbank af dat de overdrachtstermijn alleen wordt opgeschort overeenkomstig artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. In dat lid wordt de lidstaten drie keuzes gegeven om deze opschortende werking in hun nationale recht te regelen. [5] Nederland heeft gekozen voor de toepassing van artikel 27, derde lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening. In het Nederlandse recht is daarom bepaald dat, indien verweerder een asielverzoek niet in behandeling neemt omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek de asielzoeker een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet doen om de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten (en de feitelijke overdracht te voorkomen). [6] De werking van een besluit om een asielverzoek niet in behandeling te nemen omdat een ander land op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is, wordt dus niet van rechtswege opgeschort, maar alleen na het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder staat de asielzoeker toe een dergelijk verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten indien het verzoek binnen 24 uur na bekendmaking van het overdrachtsbesluit is ingediend. [7]
3.4.
Eiseres heeft niet (binnen 24 uur na bekendmaking van het bestreden besluit) een verzoek om voorlopige voorziening tot schorsing van het bestreden besluit ingediend en er is dus ook geen voorlopige voorziening strekkende tot opschorting van de overdracht getroffen. De werking van het bestreden besluit is dus niet door een verzoek tot voorlopige voorziening opgeschort.
3.5.
Verweerder meent dat het bezwaar tegen de afwijzing van de reguliere aanvraag de overdrachtstermijn eveneens opschort. Dat heeft verweerder namelijk bepaald in zijn beleid, als beschreven in paragraaf B1/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Dit beleid is echter niet gebaseerd op enige bevoegdheid in de Nederlandse wet. De rechtbank ziet in artikel 27, derde lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening ook geen duidelijke bevoegdheidsgrondslag voor dit beleid. Dit artikellid biedt lidstaten namelijk alleen de mogelijkheid om in hun nationale recht te bepalen dat een beroep of een bezwaar tegen het overdrachtsbesluit opschortende werking heeft, wanneer bij een rechterlijke instantie daarom is verzocht in afwachting van de uitkomst van het beroep of het bezwaar tegen het overdrachtsbesluit. Uit (de toelichting bij) WBV 2019/10 blijkt verder niet dat verweerder dit in paragraaf B1/7.2 van de Vc 2000 neergelegde beleid rechtstreeks heeft gebaseerd op het vierde lid van artikel 27 van de Dublinverordening, nog daargelaten of beleid van verweerder direct op deze bepaling kan worden gebaseerd, zodat de rechtbank er vanuit moet gaan dat verweerder zijn beleid niet op die in de Dublinverordening aan verweerder gegeven bevoegdheid heeft gebaseerd.
Dit betekent dat verweerder de rechtbank niet duidelijk heeft kunnen maken op welke wettelijke bevoegdheid het in paragraaf B1/7.2 van de Vc 2000 beschreven beleid is gebaseerd. Daarom geeft dit beleid geen grondslag voor het oordeel dat het bezwaar tegen de afwijzing van de reguliere aanvraag de uitvoering van het bestreden besluit en dus ook de overdrachtstermijn heeft opgeschort. De overdrachtstermijn is dus op 19 december 2019 verstreken en Nederland is dus verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
Overigens leest de rechtbank in de door verweerder in de toelichting bij WBV 2019/10 en in zijn brief van 18 december 2019 vermelde uitspraken van Afdeling [8] niet dat rechtsmiddelen die zich niet rechtstreeks richten tegen het overdrachtsbesluit, opschortende werking als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening zouden hebben. De beroepsgrond van eiseres slaagt.
Wat betekent dit voor het beroep?
4. Het beroep is reeds hierom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De andere beroepsgronden van eiseres hoeven daarom niet meer te worden beoordeeld, omdat de overdrachtstermijn is verstreken en Nederland dus verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Verweerder zal een nieuw besluit op de asielaanvraag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4.1.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor nadere reactie, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, voorzitter, en mr. W.P.C.G. Derksen rechter en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op de hieronder vermelde datum. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
BIJLAGE
Dublinverordening (PB 2013 L 180)
Artikel 26
Kennisgeving van een overdrachtsbesluit
1. Wanneer de aangezochte lidstaat instemt met de overname of de terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder c) of d), stelt de verzoekende lidstaat de betrokkene in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat en, indien van toepassing, van het besluit om zijn verzoek om internationale bescherming niet te behandelen. Indien een juridisch adviseur of andere raadsman de betrokkene vertegenwoordigt, kunnen de lidstaten besluiten deze juridisch adviseur of raadsman in plaats van de betrokkene van het besluit in kennis te stellen en, indien van toepassing, het besluit aan de betrokkene mee te delen.
2. Het in lid 1 bedoelde besluit bevat informatie over de beschikbare rechtsmiddelen, waaronder het recht om te verzoeken om opschortende werking, indien van toepassing, alsmede de termijnen om van de beschikbare rechtsmiddelen gebruik te maken; in het besluit wordt vermeld binnen welke termijn de overdracht zal plaatsvinden en, indien de betrokkene zich op eigen gelegenheid naar de verantwoordelijke lidstaat begeeft, waar en wanneer hij zich in die lidstaat moet melden.
[…]
Artikel 27
Rechtsmiddelen
[…]
3. Voor een beroep of een bezwaar tegen het overdrachtsbesluit bepalen de lidstaten in hun nationale recht dat:
a. a) het beroep of het bezwaar de betrokkene het recht verleent om in afwachting van de uitkomst van het beroep of het bezwaar in de betrokken lidstaat te blijven, of
b) de overdracht automatisch wordt opgeschort en dat dergelijke opschorting verstrijkt na een bepaalde redelijke termijn, binnen welke een rechterlijke instantie na nauwkeurige en zorgvuldige bestudering van het verzoek een beslissing heeft genomen of een beroep of bezwaar al dan niet opschortende werking heeft, of
c) de betrokkene de gelegenheid heeft om binnen een redelijke termijn een rechterlijke instantie te verzoeken de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het beroep of het bezwaar. De lidstaten zorgen ervoor dat er een daadwerkelijk rechtsmiddel beschikbaar is door de overdracht op te schorten totdat de beslissing over het eerste opschortingsverzoek wordt gegeven. Beslissingen over het al dan niet opschorten van de uitvoering van het overdrachtsbesluit worden gegeven binnen een redelijke termijn die evenwel een nauwkeurige en zorgvuldige bestudering van het opschortingsverzoek mogelijk maakt. Een beslissing om de uitvoering van het overdrachtsbesluit niet op te schorten wordt gemotiveerd.
4. De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde autoriteiten ambtshalve kunnen besluiten de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het beroep of het bezwaar.
[…]
Artikel 29
Werkwijzen en termijnen
1. De verzoeker of andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder c) of d), wordt overeenkomstig het nationale recht van de verzoekende lidstaat, na overleg tussen de betrokken lidstaten, overgedragen van de verzoekende lidstaat aan de verantwoordelijke lidstaat zodra dat praktisch mogelijk is, en uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek van een andere lidstaat om de betrokkene over of terug te nemen of vanaf de definitieve beslissing op het beroep of het bezwaar wanneer dit overeenkomstig artikel 27, lid 3, opschortende werking heeft.
[…]
2. Indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden, komt de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om de betrokkene over te nemen of terug te nemen, te vervallen, en gaat de verantwoordelijkheid over op de verzoekende lidstaat. Indien de overdracht wegens gevangenzetting van de betrokkene niet kon worden uitgevoerd, kan deze termijn tot maximaal één jaar worden verlengd of tot maximaal 18 maanden indien de betrokkene onderduikt.
[…]
Vreemdelingenwet 2000
Artikel 30
1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt niet in behandeling genomen, indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
[…]
Artikel 73
1. De werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van administratief beroep is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, totdat op het bezwaar of administratief beroep is beslist.
[…]
Artikel 82
1. De werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien:
a. de aanvraag niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30.
[…]
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 7.3
1. Indien een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan teneinde uitzetting of overdracht te voorkomen voordat is beslist op een beroep gericht tegen een besluit dat is genomen naar aanleiding van een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is het de vreemdeling toegestaan de uitspraak op dit verzoek hier te lande af te wachten.
[…]
Vreemdelingencirculaire 2000
Paragraaf B1/7.2
7.2.
Het opschorten van de werking van het (afwijzende) besluit
Vreemdelingen jegens wie een overdrachtsbesluit is uitgevaardigd
Indien de werking van een besluit tot afwijzing van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingevolge artikel 73, eerste lid, Vw is opgeschort door het indienen van een bezwaarschrift, wordt deze opschortende werking geacht automatisch mede de uitvoering van een jegens de vreemdeling uitgevaardigd overdrachtsbesluit op te schorten als bedoeld in artikel 27, derde lid, Dublinverordening.
Aantekening
De IND plaatst in het identiteitspapier en/of geldig document voor grensoverschrijding van een vreemdeling:
1. een aantekening luidende: ’bezwaar/administratief beroep ingediend ... (datum)’, als de werking van het besluit wordt opgeschort totdat op het bezwaar of het administratief beroep is beslist;
2. een sticker ’Verblijfsaantekeningen vervolgprocedures’ (bijlage 7i VV), als de vreemdeling bezwaar maakt tegen een besluit waarbij hem verder verblijf wordt ontzegd. Het verblijfsdocument wordt niet ingehouden als de uitzetting achterwege blijft. Op deze sticker vult de IND de datum en het nummer van het geldig document voor grensoverschrijding in achter de tekst ’bezwaar ingediend...’.
Ad 1.
De IND haalt de aantekening door als het bezwaar- of administratief beroepschrift ongegrond is verklaard. De ambtenaar die de doorhaling verricht dateert deze en voorziet deze van zijn paraaf.

Voetnoten

1.Besluit van 10 juli 2019, nummer WBV 2019/10, Stcrt. 2019, nr. 40593.
2.Artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening.
3.Artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening.
4.Artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening.
5.Artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening.
6.Artikel 7.3, eerste lid, van het Vb 2000.
7.Paragraaf C2/11 van de Vc 2000.
8.20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2122 en 28 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2170.