ECLI:NL:RBDHA:2020:228
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis is afgewezen. De rechtbank heeft op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer AWB 19/6379. Eiseres heeft gesteld dat zij geboren is op een bepaalde datum en de Eritrese nationaliteit bezit. Haar echtgenoot, referent, heeft namens haar een aanvraag ingediend, maar deze is afgewezen omdat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie niet met documenten heeft aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen officiële documenten heeft overgelegd die haar identiteit kunnen aantonen. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen officiële documenten kan overleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overgelegde onofficiële documenten onvoldoende substantieel bewijs vormen om de identiteit van eiseres aan te tonen. Bovendien zijn er valse documenten overgelegd, wat een contra-indicatie vormt voor het aanbieden van aanvullend onderzoek. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken.