In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente, waarbij zijn voertuig met een buitenlands kenteken was weggesleept en in bewaring was gesteld. Dit gebeurde op 29 november 2017, omdat het voertuig geparkeerd stond op een locatie waar een tijdelijk parkeerverbod gold. De kosten van het wegslepen en de bewaring werden op de eiser verhaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bevoegd was om het voertuig weg te slepen, aangezien het parkeerverbod was ingesteld in verband met wegwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om de eigenaar van het voertuig te waarschuwen, omdat het kenteken in Slowakije was geregistreerd en de gemeente geen toegang had tot de Slowaakse kentekenregistratie. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie op grond van nationaliteit, zoals de eiser betoogde, en dat de gemeente in redelijkheid kon besluiten om het voertuig te vernietigen na het verstrijken van de termijn voor het ophalen van het voertuig. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.