ECLI:NL:RBDHA:2020:15467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van voertuig met buitenlands kenteken na wegslepen en bestuursdwang door gemeente

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente, waarbij zijn voertuig met een buitenlands kenteken was weggesleept en in bewaring was gesteld. Dit gebeurde op 29 november 2017, omdat het voertuig geparkeerd stond op een locatie waar een tijdelijk parkeerverbod gold. De kosten van het wegslepen en de bewaring werden op de eiser verhaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bevoegd was om het voertuig weg te slepen, aangezien het parkeerverbod was ingesteld in verband met wegwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om de eigenaar van het voertuig te waarschuwen, omdat het kenteken in Slowakije was geregistreerd en de gemeente geen toegang had tot de Slowaakse kentekenregistratie. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie op grond van nationaliteit, zoals de eiser betoogde, en dat de gemeente in redelijkheid kon besluiten om het voertuig te vernietigen na het verstrijken van de termijn voor het ophalen van het voertuig. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: T.L.C. Brandhorst).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder een aan eiser behorende voertuig weggesleept en in bewaring gesteld en de kosten hiervan verhaald op eiser.
Bij besluit van 4 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft middels Skype plaatsgevonden op 27 mei 2020. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder hebben aan de Skype-zitting deelgenomen.

Overwegingen

1. Op 29 november 2017 is het voertuig van eiser met kenteken [kenteken] weggesleept en in bewaring gesteld omdat het stond geparkeerd op een locatie waar een tijdelijk parkeerverbod van kracht was. Op 8 januari 2018 is door verweerder een sloopbesluit afgegeven, waarna het voertuig op 11 januari 2018 is gedemonteerd. De kosten van het wegslepen, in bewaring stellen en demonteren zijn verhaald op eiser.
2. Eiser heeft verzocht om al wat hij heeft aangevoerd in de bezwaarprocedure als herhaald en ingelast te beschouwen. Voorts betoogt eiser dat verweerder hem had moeten inlichten over het wegslepen van zijn voertuig. Eiser had eenzelfde brief aangaande het wegslepen als welke aan een Nederlander in een dergelijk geval wordt gezonden moeten krijgen. Eiser betwist dat het besluit niet aan hem had kunnen worden verzonden en stelt dat hierdoor artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) wordt geschonden. Ter zitting heeft eiser in dit kader verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4343.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het wegslepen van de auto noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van de weg. Voor verweerder bestaat geen verplichting eigenaren van een voertuig te waarschuwen en hoeft geen termijn te worden gesteld waarbinnen de eigenaar het wegslepen kan voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Verweerder was ook niet in de gelegenheid om de kentekenhouder te achterhalen, omdat het kenteken in Slowakije staat geregistreerd. Er is geen sprake van een verboden onderscheid. Het is redelijk dat de gemaakte kosten aan eiser in rekening worden gebracht.
4. Ingevolge artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) behoort tot de bevoegdheid van het college tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
Ingevolge artikel 172, tweede lid, vindt verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging niet plaats binnen twee weken na de bekendmaking van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang krachtens artikel 171, eerste lid, onderdeel b. De opbrengst van verkoop of de geschatte sloopwaarde bij vernietiging wordt in mindering gebracht op de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang.
Ingevolge artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, worden bij algemene maatregel van bestuur de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen.
Ingevolge het tweede lid worden bij gemeentelijke verordening nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval ook de aanwijzing van de desbetreffende wegen en weggedeelten, wil het gemeentebestuur bestuursdwang kunnen toepassen in gevallen als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, sub 3, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: het RVV 1990) mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden.
Ingevolgde artikel 18 van het VWEU is binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden. Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, regelingen treffen met het oog op het verbod van bedoelde discriminaties.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Eiser heeft op 29 november 2017 zijn auto geparkeerd op de Andries Bickerweg te Den Haag. Van 20 november 2017 tot en met 4 december 2017 gold op de Andries Bickerweg een parkeerverbod in verband met werkzaamheden. Op 13 november 2017 is een parkeerverbodsbord geplaatst. Op 29 november 2017 is geconstateerd dat eisers auto strijdig met het parkeerverbod stond geparkeerd en is de auto weggesleept en in bewaring gesteld. Omdat de auto niet binnen de daarvoor gestelde termijn is opgehaald en de wegsleep- en stallingskosten van de auto meer bedragen dan de waarde van de auto, heeft verweerder op 8 januari 2018 toestemming verleend het voertuig te vernietigen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser zijn auto heeft geparkeerd op een weggedeelte waar op dat moment een tijdelijk parkeerverbod van kracht was. Eiser heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 en artikel 24 van het RVV 1990. Ingevolge de toepasselijke bepalingen was verweerder derhalve bevoegd het voertuig weg te slepen en in bewaring te stellen. Het tijdelijke parkeerverbod was ingesteld in verband met wegwerkzaamheden. In het kader van het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen wegens werkzaamheden was het wegslepen van het voertuig van eiser noodzakelijk. Verweerder heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten het voertuig van eiser weg te slepen en in bewaring te stellen.
5.3.
Met betrekking tot het betoog van eiser dat verweerder hem had moeten inlichten over het wegslepen en de daarop volgende vernietiging van de auto overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat voor verweerder geen verplichting bestaat eigenaren van voertuigen te waarschuwen en verweerder hoeft evenmin een termijn te stellen waarbinnen de eigenaar het wegslepen kan voorkomen door zelf maatregelen te treffen (zie de uitspraak van de Afdeling van 9 juli 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD6744). Voor zover eiser een eigendomsoverdracht of vernietiging van zijn voertuig wil voorkomen voorziet artikel 172, tweede lid, van de WVW 1994 er in dat eiser binnen twee weken zich tot het bestuursorgaan kan wenden. Overigens heeft verweerder in het geval van eiser pas na verstrijken van bijna zes weken toestemming verleend om het voertuig te vernietigen.
Zoals door de gemachtigde van verweerder geschetst ter zitting wordt evenwel bij Nederlandse kentekenhouders via het kentekenregister achterhaald wie de eigenaar van het betreffende voertuig is, zodat verweerder contact kan opnemen met de eigenaar. Het kenteken van het voertuig van eiser is echter niet geregistreerd in Nederland, maar in Slowakije. In gevallen waarin bij verweerder gegevens bekend zijn van een kentekenhouder als eiser, bij voorbeeld wanneer die over een op kenteken geregistreerde parkeervergunning beschikt, tracht verweerder langs die weg de kentekenhouder te achterhalen. Verweerder heeft geen inzage in de Slowaakse kentekenregistratie, waardoor verweerder niet in staat is de kentekenhouder te achterhalen. Contact hierover met het OM of de ambassade is evenmin mogelijk, nu een dergelijke (bestuursrechtelijke) situatie de uitwisseling van kentekengegevens niet mogelijk maakt.
De rechtbank acht deze werkwijze van verweerder in dit geval, waarbij voor verweerder geen mogelijkheid bestond de eigenaar van de auto te achterhalen, niet onredelijk.
Dat verweerder met deze handelswijze inbreuk maakt op artikel 18 van het VWEU, volgt de rechtbank niet. Artikel 18 van het VWEU heeft betrekking op het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit. In dit geval maakt verweerder onderscheid tussen Nederlandse kentekenhouders en niet-Nederlandse kentekenhouders, waarbij sprake is van een indirect onderscheid naar nationaliteit. De rechtbank acht dit indirect onderscheid echter objectief te rechtvaardigen en evenredig aan het nagestreefde doel. Door de auto weg te slepen, geeft verweerder uitvoering aan het destijds geldende parkeerverbod en bewerkstelligt verweerder dat de geplande wegwerkzaamheden kunnen plaatsvinden. Nu verweerder alleen door het voertuig weg te slepen de werkzaamheden kan uitvoeren is wegslepen een geschikt en proportioneel middel. Ook het in bewaring stellen en het na enige tijd verkopen of vernietigen is om die reden objectief te rechtvaardigen en evenredig aan het doel, waarbij betrokken wordt dat verweerder als beleid heeft om een niet-Nederlands kentekenhouder te achterhalen als dat in het vermogen van verweerder ligt. Van strijd met het in artikel 18 van de VWEU neergelegde non-discriminatiebeginsel is dan ook geen sprake.
De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2014 treft geen doel, nu het in die uitspraak gaat om het direct innen van boetes, hetgeen raakt aan het vrij verkeer van goederen en diensten en het in dit geval gaat om het wegslepen en vernietigen van een auto, hetgeen raakt aan het eigendomsrecht, zodat geen sprake is van vergelijkbare gevallen.
5.4.
Voor zover eiser stelt dat de vergoeding van de auto onvoldoende is, omdat de auto meer waard was, overweegt de rechtbank dat verweerder een taxatie heeft laten uitvoeren waarbij de waarde van de auto is vastgesteld op € 150,-. Eiser heeft enkel gesteld dat de auto meer waard is, maar heeft nagelaten deze stelling te onderbouwen met een taxatierapport. Reeds hierom treft deze grond van eiser geen doel.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.